Het is tien maanden geleden dat ik deze site begon. In die periode zijn er ruim tweeduizend bezoekers geteld, wat ik een prettig idee vind omdat we – hoe anoniem ook – contact hebben. De bezoekersfrequentie blijft gelijk ondanks het feit dat ik een trage blogger ben. Mij is vaak genoeg ingepeperd dat informatieverspreiding via internet vooral samenhangt met snelheid en actualiteit. Ik zal me niet bij die opvatting aansluiten. Ik wil graag wat ik schrijf een hele tijd laten staan en aanvullen met teksten die ik langer geleden heb gepubliceerd of uitgesproken en nu onvindbaar zijn geworden. De site is mijn schatkamer, eerder dan een dagboek. Ik las tot mijn genoegen dat de hoeveelheid dagelijkse Twitterberichten afneemt, naar men veronderstelt doordat de opstellers van al die prietpraat zelf moe worden van het uitzenden van loze signalen.
Ik wil nog even melding maken van een polemisch stuk in De Groene Amsterdammer van 12 december 2013 dat als titel meekreeg: Land zonder drempels, De (on)toegankelijkheid van kunst. Koen Kleijn neemt daarin de pen op tegen Domeniek Ruyters, hoofdredacteur van zeker kunsttijdschrift over wie mijn mening bij de lezers van deze blog bekend mag zijn (zie mijn stukje van 7 oktober 2013: Domeniek Ruyters moet weer eens wat). Kleijn vraagt zich af of begrijpelijke communicatie niet ook een taak is van het museum en de instelling voor hedendaagse kunst. Domeniek Ruyters zou hebben tegengeworpen dat ‘Jip en Janneke de kunst (en het museum) niet [gaan] redden.’
Zo’n uitspraak zou mij onberoerd laten als ik er niet tegelijkertijd de pretentie in hoorde dat Ruyters en de zijnen dat wel menen te doen. Het is een gedachte die stamt uit de begintijd van de avant-gardes, eind negentiende eeuw, dat de nieuwste kunst verdedigers en beschermers nodig heeft om het experimentele stadium te kunnen overleven. De personen die zich hiervoor aanmelden hebben meestal geen autonome scheppende bezigheid. Zij dringen zich op aan de kunstwereld in de hoop op andermans bekendheid mee te kunnen liften en wie weet zelfs later de eer krijgen eerder en beter dan de individuele kunstenaars te hebben gezien hoe de cultuur zich moest ontwikkelen.
Ik geloof er niet in. Volgens mij hoeft de kunst niet gered te worden door Jip, Janneke of Domeniek. Elk kunstwerk is op zoek naar herkenning, elke kunstenaar hoopt op een ontmoeting met gelijkgestemden, ook al wil hij het liefst de gebaande paden vermijden. Dat dit een moeizaam proces is, ligt voor de hand. Dat de nieuwe kunst niet alleen in bescherming wordt genomen maar ook aangevallen, is heel gezond.
Ik ben geen voorstander van agressie tegen hulpverleners, maar zelfbenoemde redders van de eigentijdse kunst mogen van mij met een besliste beweging opzijgeschoven worden.