Tentoonstelling Bridget Riley, The Curve Paintings 1961-2014, Gemeentemuseum Den Haag t/m 23 oktober 2016
De naamsbekendheid van Bridget Riley is veel groter dan die van haar schilderijen. Ik moest in het Gemeentemuseum voortdurend bedenken waar ik haar van ken. Het werk is gemakkelijk te herleiden tot de smeltkroes van nonfiguratieve vernieuwingen die opdoken tussen 1960 en 1970: op art, hard edge, zero, en alle varianten van op wetmatigheden gebaseerde composities die destijds systematisch, formeel of fundamenteel heetten. Ze heeft zich losgezongen van die voedingsbodem en inmiddels zien we veel beter hoe zij het voetspoor van Mondriaan heeft gekozen. Haar composities vanaf de jaren ‘90 bestaan uit kleurvelden zonder de illusie van diepte, het zijn uitsnedes van in principe oneindige patronen en ze hebben geen persoonlijk handschrift. Net als bij Mondriaan zie je de worsteling met de materie in die zin dat verf en doek als een noodzakelijk kwaad worden behandeld. Schilderdoek heeft een weefselstructuur en verf heeft een bepaalde dikte, glans en substantie, en geen van die eigenschappen wil Riley benadrukken. Het gaat haar enerzijds om een grafisch lijnenpatroon dat ontstaat door twee rasters over elkaar te leggen – bijvoorbeeld verticale en diagonale, smalle rechthoeken, doorsneden door regelmatig golvende lijnen. Daaruit snijdt zij een patroon van vlakken dat een zekere systematiek volgt en toch steeds verrassende vormen oplevert. Deze vlakken worden tenslotte gevuld met kleur die altijd als volvlak, verzadigd en egaal wordt opgebracht.
Het inschilderen van de kleurvelden vraagt een genadeloze precisie omdat alle begrenzingen van het versneden lijnenpatroon haarscherp moeten blijven. Het vroegste schilderij in de tentoonstelling heet Kiss en dat drukt de tederheid uit waarmee vlakken elkaar precies mogen raken zonder elkaar geweld aan te doen. Die nauwkeurigheid is bij Riley in vertrouwde handen. De perfectie is dikwijls zo groot dat het werk er onaantastbaar door wordt. Je gaat soms verlangen naar een onhandigheidje of een toevalseffect. In de composities met kleurvlakken zul je die nergens vinden. Rajasthan, een wandschildering uit 2012 die hier direct op de wand is gereproduceerd, is een absoluut hoogtepunt omdat kleur en ondergrond één zijn. De vrolijke dynamiek, het dansen van de vormen, doet denken aan de Indiase regio waar de architectuur en de patronen van het zand in de woestijn ritmisch en kleurrijk zijn.
Bridget Riley werkte lange tijd vooral met golvende smalle lijnen, in de jaren zestig nog zwartwit maar al snel daarna in zachte tinten die dikwijls ook een verloop van intensiteit kennen. De echte op art-effecten laten zich niet rustig bekijken, het oog krijgt er geen vat op. De combinaties van smalle kleurlinten tillen je op, ze heten Waterval, Verlokken, of gewoon Streep. Het zijn tintelende bewegingen die vanwege hun regelmatige structuur iets vanzelfsprekends krijgen. Maar de ontwerptekeningen met hun vele correcties en hernemingen drukken je met de neus op het handwerk dat nodig was om deze oases van kleur te laten ontstaan. De tekeningen in de expositie zijn heerlijk van kleur en beweeglijkheid. Het ruitjespapier waarop ze zijn geconstrueerd bindt ze niet aan een meetkundig uitgangspunt. Vorm en kleur maken zich er met speels gemak los van en doen verlangen naar de wereld van vormen waarmee Riley ongetwijfeld ook speelt, maar die zij in haar schilderijen niet toelaat. Je weten te beperken is een deugd, ik weet het, maar op haar vijfentachtigste had Riley de deur naar haar werkplaats en laboratorium wel iets verder open mogen zetten.