Tentoonstelling: Eindelijk! De Lairesse, t/m 22 januari 2017 in Rijksmuseum Twenthe, Enschede.
Plafondschildering in het voormalige Leprozenhuis te Amsterdam
Gezien de enorme discrepantie tussen de naamsbekendheid van de zeventiende-eeuwse schilder Gerard de Lairesse en de onzichtbaarheid van zijn werk is de uitroep Eindelijk! De Lairesse in het Rijksmuseum Twenthe wel op zijn plaats. Het museum brengt in herinnering dat de classicistische opvattingen en virtuositeit van de van oorsprong uit Luik afkomstige kunstenaar een grote populariteit genoten in zijn tijd. Ooit stond hij in aanzien op gelijke hoogte met Rembrandt (die veel ouder was, ze hebben elkaar nog net tegen het lijf kunnen lopen toen De Lairesse in 1665 in Amsterdam kwam wonen).
Het grote overzicht in Enschede moet de opmaat zijn naar een herwaardering. De Lairesse werd als on-nationaal weggezet in de negentiende eeuw en rond 1920 door de toenmalige directeur van het Rijksmuseum uitgemaakt voor ‘een aapachtige gestalte waarin de ziel huist van een aterling’. Hoe zegt u? Een aterling?
Het is werkelijk waar. Kunsthistoricus, Rembrandt-kenner, later ook dichter Frederik Schmidt Degener vond het passend bij zijn statuur om een zeventiende-eeuwse schilder wiens gezicht was misvormd door aangeboren syfilis, met terugwerkende kracht te beschimpen. Het woord aterling hoort men thans niet meer (tenzij in de betere kringen). Van Dale geeft ‘onverlaat, snoodaard, onmens’, maar letterlijk en naar heden verstaanbaar taalgebruik is het een etterbak.
Welaan. Waarin een groot man klein kan zijn.
De geschiedenis van de kunstwaardering, zo blijkt maar weer eens, zit vol verrassingen. Doel van de tentoonstelling in Enschede is natuurlijk De Lairesse als een verrassing in positieve zin te presenteren en daarmee zijn reputatie voor eens en zo mogelijk altijd op te vijzelen. Gaat dat lukken? Ik ben er niet van overtuigd, hoewel ik de inspanning van harte toejuich. Het museum gaat er iets te gemakkelijk vanuit dat een kunstenaar de waardering moet krijgen die hij verdient. Zo werkt het niet, al was het maar omdat we niet zouden weten wie daarover het definitieve oordeel velt. Het is vooral een kwestie van smaak en inherente kwaliteiten. Dat De Lairesse een goede schilder (en tekenaar) was, wordt ruimschoots aangetoond. Toch zijn er niet veel schilderijen die je als potentiële publiekslievelingen kunt bestempelen. Het valt mij op dat je in elk werk van zijn hand details aan kunt wijzen die, apart genomen, prachtig van detail en kleur zijn. Maar de composities als geheel laten een vreemd contrast zien tussen de handelende personages en de fletse, groengrijze achtergrond. Er ligt een grauwsluier over het werk die je niet ziet bij zijn Italiaanse voorbeelden en evenmin bij – om in Nederland te blijven – de Utrechtse Caravaggisten. Het is niet per ongeluk zo ontstaan, het is een opvatting over het accentueren van de historie en het terugdringen van alles wat decor is. Dat is jammer. Ik heb gezocht naar uitschieters en die gevonden in de plafondschilderingen die ooit in de regentenkamer van het Amsterdamse Leprozenhuis hebben gezeten. Vooral de personificatie van de Gerechtigheid, rechtsonder, is een sterk beeld. Maar zelfs in dit imposante ensemble valt op dat De Lairesse de achtergrond bijna niet helder kon krijgen. Als het kleurgebruik dan ook nog eens spaarzaam is en de compositie ingewikkeld, gaat er in een totaalopname nog maar weinig aantrekkingskracht van uit. De panelen zijn na de sloop van het Leprozenhuis op de hoek van de Lazarussteeg en de Jodenbreestraat bewaard en bevinden zich nu in de collectie van het Amsterdam Museum. Daar verdienen ze wel een permanente plek. Over het karakter van Gerard de Lairesse is mij persoonlijk weinig bekend, maar gezien het feit dat hij bijna uitsluitend in opdracht werkte vermoed ik dat het een aardige vent is geweest.