Boek: Connie Palmen, De zonde van de vrouw, Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek, 2017.
Connie Palmen vertelt in haar als propaganda voor het Nederlandse boek bedoelde opstel in wezen viermaal hetzelfde verhaal. Vier vrouwen die te kampen hadden met een afwezige vader (dood of door hem verlaten), een moeder die dominant was, schizofreen of gewoon niet in staat haar kind met liefde te bejegenen. Vier vroegwijze types die beseften dat zij zichzelf moesten herscheppen als individu dat het waard was bekeken, gelezen, aanbeden te worden, en daarvoor het sterrendom (Marilyn Monroe) of het schrijverschap kozen (Marguerite Duras, Jane Bowles, Patricia Highsmith). Vier tragische levensverhalen over vrouwen die leefden met schuldgevoelens – voor het tekortschieten tegenover hun moeder, voor het afzien van eigen moederschap, voor de keuze voor de eenzaamheid en het openbaren van waarheden die de familie liever onderdrukt had gezien.
Vier vrouwen die zichzelf na een ellendige jeugd van een nieuwe identiteit voorzagen en kozen voor de ‘lange en prachtige zelfmoord’ die het artistieke bestaan volgens Oscar Wilde was. Om die beeldspraak kracht bij te zetten vergiftigden zij zichzelf met pillen en drank. En omdat vier meer is dan een paar, en Palmen zichzelf misschien wel in deze casussen herkent en zichzelf als geval nummer vijf beschouwt, waagt zij het te spreken over ‘de’ zonde van ‘de’ vrouw.
In de samenvatting die zij geeft van de door haar geselecteerde kunstenaarslevens ligt het bewijsmateriaal voor het opscheppen. Vader afwezig: check! Moeder niet goed snik: klopt! Vernederd als kind: in orde! Geen andere uitweg dan te schrijven of te acteren? Kan niet anders. Maar wat Palmen hier feitelijk doet is een vorm van selectief overschrijven uit biografieën van anderen, met geen ander doel dan een vooraf getrokken conclusie te staven. In haar inleiding is het nog een vraag, verderop een zekerheid, dat het zelfdestructieve gedrag voortkwam uit het gevoel ongeschikt te zijn ‘voor een traditioneel vrouwenbestaan’. De ongeschiktheid zelf moet zijn veroorzaakt door ‘hun oorspronkelijke karakter, hun originele geest, hun talent’.
Zo lust ik er nog wel een paar. Wat moeten we nu van de vrouwen denken die al vroeg geen vader meer hadden en wel een kreng van een moeder, die zichzelf ongeschikt vinden voor het vrouwenbestaan en zichzelf met drank en drugs te gronde richten, en desondanks geen originele geest bezitten? En wat te denken van alle mannen die het zichzelf toestaan hun leven te vergooien om soortgelijke motieven, zonder ooit een rol in de film te spelen of hun naam op het omslag van een roman te zien staan? Is hun leven, hun lange (en dikwijls niet zo prachtige) zelfmoord, niet even heroïsch als dat van de vrouwen die Palmen laat opdraven?
De kwestie is, geloof ik, dat Palmen vindt dat iemand die kan schrijven, elke werkelijkheid geloofwaardig kan maken. Fictie en werkelijkheid raken vermengd. Daarmee geeft zij zichzelf een vrijbrief om een sjabloon te leggen over vier kunstenaarslevens, voornamelijk om hun onmatige gedrag te verklaren. Door alles wat in hun overlevingsstrategie van pas kwam – het voor zichzelf opkomen, het acteren, het schrijven, het drinken, noem maar op – een zonde te noemen, legt ze er een soort noodlotsbeschikking overheen. Het lijkt mij de typische redeneertrant van de verslaafde die elke aannemelijke en minder plausibele reden zal aangrijpen om de eigen zwakte te rechtvaardigen. Erlösungssehnsucht noemt Palmen wat een ander alcoholisme zou noemen. Geef er een mooie Duitse term aan en verbindt het met het kunstenaarsbestaan, en een volksziekte is Salonfähig gemaakt.
In werkelijkheid heeft de drank deze vrouwen geen verlossing gebracht. Het is niet daardoor dat ze konden schrijven, ze zijn er niet beter door gaan schrijven, het heeft hun functioneren belemmerd en hun gezondheid te gronde gericht. De angst dat zij, in het Roomse idioom van Connie Palmen, voor hun zonden gestraft zouden worden is feilloos uitgekomen. Maar de straf kwam niet van boven, die hebben zij zichzelf aangedaan.
Had Palmen deze feiten dan moeten weglaten of veroordelen? Dat zeg ik niet. Ik beweer dat zij koketteert met de zelfdestructieve neiging van veel kunstenaars, iets wat Jeroen Brouwers in zijn zelfmoordboek helemaal niet doet. Zij bedrijft Collectieve Propaganda voor het Artistieke Escapisme, en daar moesten we maar eens mee ophouden.
Ik heb toch plezier beleefd aan De zonde van de vrouw, met name aan de schets van het leven van Marguerite Duras die erg onaardig kon zijn. Tegen de achtendertig jaar jongere man die haar van 1980 tot 1996 onbaatzuchtig heeft verzorgd, zegt zij op enig moment: ‘Als ik niet Duras was, dan zou u me niet eens zien staan. … U houdt niet van mij, maar van Duras, het is om wat ik schrijf.’ Wat de jongeman misschien niet gezegd heeft, kan hij heel goed hebben gedacht: Mevrouw, ik vrees dat u niet de keuze hebt wel of niet Duras te zijn. Daar moeten u en ik ons mee verzoenen.