Heropening Stedelijk Museum Zutphen en Museum Henriëtte Polak
In mei van dit jaar zijn in Zutphen twee musea samengevoegd op een nieuwe locatie. Direct bij binnenkomst besef je dat deze verhuizing voor beide instellingen nodig was. Het Stedelijk Museum stond er wat huisvesting betreft het slechtst voor. Maar ook het monumentale pand waarin het Museum Henriëtte Polak sinds enige decennia gevestigd was, was verre van ideaal.
Samen hebben ze nu minder vloeroppervlak dan voorheen, maar toch is hier een uitstekende oplossing gevonden voor een aantal oude problemen. De plek in de stad en daarmee de vindbaarheid, de uitstraling van het gebouw, de geschiktheid voor het exposeren van oudheden en kunst, de route, het is allemaal veel beter en plezieriger in het Stadspaleis Hof Van Heeckeren. Het aanhouden van gescheiden locaties voor historisch museum en moderne kunst ligt ook niet voor de hand wanneer beide met moeite een redelijk bezoekersaantal bereiken.
De beide onderwerpen vullen elkaar aan. Ze geven een goede indruk van wat Zutphen voorstelt en dat is niet weinig. Het is een oude stad, gelegen aan een samenvloeiing van IJssel en Berkel, met een rijke geschiedenis en een nog altijd monumentale binnenstad. De historische presentatie begint in de kelder waar in grote kasten bodemvondsten zijn uitgestald. Op de begane grond is de gebruikelijke potpourri van plaatselijke adel, (kunst)nijverheid en anekdotiek te vinden, op een voorbeeldige manier gepresenteerd waarbij slim gebruik is gemaakt van de kamers in het vroegere hofje. Het meest heb ik genoten van twee eeuwenoude scheldbrieven waarin heer Zusenzo een ander heerschap Weetikveel uit de buurt voor rotte vis uitmaakte met de bedoeling diens goede naam voor eens en voor altijd te beschadigen, dit alles verluchtigd met koddige tekeningen. Zulke brieven werden in de vijftiende (?) eeuw op een openbare plek opgehangen om een zo groot mogelijk bereik te garanderen, een bewijs dat het begrip social media en het misbruik daarvan niet in onze tijd zijn uitgevonden.
De collectiepresentatie van Museum Henriëtte Polak is minder geslaagd. Er zijn zes kamers voor beschikbaar die hier salons worden genoemd. Het bureau dat de inrichting heeft verzorgd heeft zich daardoor laten inspireren door grote tafels te plaatsen in een gestileerde barokstijl die naast elkaar kleine sculpturen en beeldschermen voor digitale informatie moeten dragen. Dat is een onmogelijke combinatie. Over het geheel genomen is deze afdeling overdesigned en te druk. Merkwaardig is dan weer dat de tekstbordjes te klein zijn en het gekozen lettertype te iel om leesbaar te zijn – en het publiek is in doorsnee zestig-plus.
Voor tijdelijke tentoonstellingen is er een dubbele grote zaal, een op de begane grond, de andere daarboven, onderling door een brede trap verbonden. Beneden was nu een historische expositie rond het thema feest waar ik niets van opgestoken heb. Boven werd een nieuwe tentoonstelling voorbereid.
Mijn rondgang langs de schilderijen, tekeningen en sculpturen uit de Henriëtte Polak-collectie maakte me duidelijk dat dit museum een ander probleem heeft dat niet opgelost is en misschien ook niet snel zal worden. Mevrouw Polak stichtte het museum in het midden van de jaren zestig uit angst dat de figuratieve kunst helemaal uit het zicht zou verdwijnen. Een begrijpelijke en terechte zorg. Maar de verzameling die er werd aangelegd kent, ook nu nog, weinig hoogtepunten. Ze documenteert meer een kring, of enkele kringen, van kunstenaars die elkaar goed hebben gekend. Na veertig jaar moet worden vastgesteld dat er geen brandpunt is, geen idee waarvoor de collectie representatief zou moeten zijn en geen standaard waaraan zij moet voldoen. Van lieverlee wordt het meer oudheidkamer dan kunstcollectie, ook al is er in de loop der jaren werk van jongere kunstenaars aangekocht zoals Arie Schippers en Wendelien Schönfeld. Jong zijn ook zij niet meer.
Museum MORE dat op een steenworp afstand zit worstelt voor het hedendaagse gedeelte met hetzelfde probleem. Toch ligt daar een sterke basis en er wordt actief verzameld zodat over enkele jaren een nieuw beeld getoond kan worden, complementair aan het magisch realisme.
Voor een kleiner museum met een kleinere portemonnee zoals het Henriëtte Polak is een betere strategie sterke keuzes te maken en, desnoods met bruiklenen, meer wisselwerking tot stand te brengen tussen ouder en nieuwer werk. De stammenstrijd tussen abstractie en realisme is achter de rug, nu gaat het erom de wereld naar binnen te halen.