Musée d’Art Moderne Grand-Duc Jean (MUDAM), Luxemburg. Expositie Hard to Picture, A Tribute to Ad Reinhardt, t/m 21 januari 2018; expositie Su-Mei Tse, Nested, t/m 8 april 2018; expositie Flatland/Abstractions, Narratives #2, t/m 15 april 2018.
Luxemburg dus. Het stedelijke museum voor kunst en geschiedenis moet je zoeken in de binnenstad (zie mijn bespreking van 29 oktober 2017), het museum voor hedendaagse kunst MUDAM is zo prominent tegen de helling van de Europese wijk gesitueerd dat je het met zijn grote glasoppervlakken al van verre ziet blinken. Ook van dichtbij straalt het een enorme modernistische monumentaliteit uit, kenmerkend voor het werk van architect I.M. Pei. Het gebouw blijkt te rusten op oude vestingwerken, in de zeventiende eeuw ontworpen door Vauban, waarmee de omtrekvorm en de omringende droogstaande gracht zijn verklaard. De locatie is goed gekozen met het oog op maximale zichtbaarheid. Het vermoeden dat het uitzicht van binnen over de stad even schitterend zal zijn, wordt niet bewaarheid. De bezoeker wordt vanuit de entree direct de grote en hoge hal in geleid waar het schuin aflopende glazen dak vooral de zon vrij toegang biedt. Van het stedelijke silhouet is er niet veel te zien. Misschien onbedoeld trekt het metalen raster dat het enorme glazen dak draagt nu alle aandacht, ook door de drukke schaduwpartijen die het geeft.
Pei heeft gespeeld met de relatie binnen en buiten. Dat levert een paar spannende plekken op, rond de trappen en in zalen met een onverwacht uitzicht op de omgeving. Maar hij is zo opgegaan in zijn tangram-achtig schuiven met recht- en driehoeken dat het hele gebouw een sculpturale puzzel is geworden vol slimme en fraaie details. Gaandeweg tijdens mijn bezoek kwam ik tot het besef dat ik – liefhebber van moderne architectuur als ik ben – toch in een museum soms wil kunnen vergeten waar ik me bevind. Hier is dat onmogelijk. Elke vierkante meter draagt het stempel van de bouwmeester. Op andere plaatsen waar de keuze voor een opvallend exterieur bij voorbaat vaststond – het Groninger Museum en zelfs het Guggenheim Bilbao – hoefde de functionaliteit van de binnenruimtes er niet onder te lijden. Museumzalen wil je tegenkomen in series en ze moeten een zekere eenvormigheid hebben om het museum niet te hinderen bij het vertellen van een verhaal. Dat is wat in het oude Van Abbe is verstoord en in het nieuwe niet eens geprobeerd te bereiken.
MUDAM is meer ontworpen als een paleis dan als museum. Zou je het inrichten met meubels, tapijten, spiegels en staatsieportretten, dan zou de groothertog die er zijn naam aan heeft geleend er gerieflijk kunnen wonen, gasten ontvangen en bals organiseren. Nu is het de museumstaf die er met wisselende presentaties het gevoel moet overdragen dat dit huis een thuis kan zijn. Ligt het aan mij dat ik bijna alles wat er hangt en staat als een vorm van design ga beschouwen? Het zal misschien geen opzet zijn geweest bij twee exposities die er nu lopen, en toch bekruipt mij het gevoel dat het gebouw het type kunst dicteert dat er getoond wordt.
Het werk van de Luxemburgse Su-Mei Tse is vaak een knipoog naar Aziatische kunstvoorwerpen en dito toepassingen, waartoe in China en Japan, zoals bekend, ook stenen, boomwortels en tuinen worden gerekend. Tegelijk kom je er veel speelse invallen tegen die mij doen denken aan Ger van Elk, zowel in zijn kunsthistorische referenties als in de veelzijdigheid en lichtvoetigheid van de materiaalkeuze. Het spelen met oppervlaktestructuren in natuur en kunst, met taal, met beweging en spiegeling, met ingrepen in een foto en het exposeren van aardappels met uitlopers, het is de mengvorm van arte povera en conceptuele kunst die we kennen van veertig jaar geleden, zij het dat Tse zich verre houdt van de banaliteit die er destijds mee verbonden was. Wat toen een vette knipoog mocht zijn, is bij haar opgepoetst tot een object dat eerbied en contemplatie afdwingt.
Van de tentoonstelling Flatland/Abstractions, Narratives #2 kan ik niet anders zeggen dan dat het een keurige uitstalling is van allemaal mooie dingen in mooie zalen. Het gaat over vormen van abstractie in de kunst van dit moment, er zitten bekende en (voor mij) onbekende namen in, alles heeft zijn plaats gekregen, ruimtelijk of aan de wand, het is fraai belicht, wat zou je hierop tegen kunnen hebben? Dat het in deze samenstelling en bij dit type beeldrijm over vorm gaat en daarmee oude vooroordelen over nonfiguratieve kunst bevestigt, vind ik toch een minpunt. Hetzelfde geldt voor de keuze voor grote formaten die veel subtiliteit uitbant en het vermoeden staaft dat de kunst wordt uitgezocht om de beschikbare ruimte te vullen.
In de kelder is een kleinere presentatie rond de cartoons en comics die Ad Reinhardt in de jaren veertig en vijftig maakte voor kranten en tijdschriften. Het moet een eerbetoon aan de onbekende Reinhardt zijn, de kritische waarnemer van zijn tijd die dadaïstische en constructivistische collagetechnieken inzette om het publiek wakker te schudden. Met de uitnodiging aan maatschappijkritische kunstenaars van nu om werk te maken dat aanhaakt bij dat van Reinhardt wordt de laatste niet zozeer directe invloed, maar wel een voorbeeldfunctie toegedicht. Hier gebeurt iets vergelijkbaars als eerder dit jaar met Masereel in het museum in Oostende (besproken op 10 september 2017). Het zijn allebei uitingen van een voorlopig tamelijk machteloos verlangen een traditie in het leven te roepen van kunstenaars die niet aan de zijlijn willen staan, die hun verbeelding ook als een wapen zien, als kanttekening of een vlammend protest. Ik geloof wel dat die traditie bestaat, maar de musea slagen er vooralsnog niet in haar scherp in beeld te brengen. Reinhardt komt er minder voor in aanmerking dan Masereel. Op mij komen zijn cartoons gedateerd en tamelijk braaf over, en dan gaan ze ook nog vaak over het schokeffect van een Kandinsky of een Picasso. In de salons van het museum in Luxemburg missen ze zelfs het laatste restje venijn. De kunstenaars van nu blijven steken in het ontwerpen van behang, ingenieuze vitrines en videodingetjes. Dit is kunst van nette mensen voor nette mensen en niet wat een goede prent hoort te zijn: een vuistslag in je gezicht.