Nan Groot Antink: Een werk voor de Bergkerk

Tentoonstelling: Nan Groot Antink, Bergkerk Variaties IV. Bergkerk Deventer, 19 oktober t/m 23 november. Opening op zondag 19 oktober, 14.00 uur.

Nan Groot Antink is voor even onze gids in de Bergkerk. In haar expositie neemt ze de bezoeker mee naar de muurschilderingen die er honderden jaren geleden zijn aangebracht. Dat wil zeggen, naar wat er van die schilderingen resteert, want geen ervan is ongeschonden tevoorschijn gekomen uit een lange geschiedenis van beeldenstorm en restauratie. De kerk staat nu bekend om het helder binnenvallende daglicht, deels het resultaat van het kleurloze glas in de ramen, deels van het lichte stucwerk en de beschildering in variaties van wit. Van oorsprong waren de interieurs van zulke gebouwen niet onbeschreven. Ze hadden een rijk decoratieschema en het kerkbestuur gaf met enige regelmaat opdrachten voor bijbelse voorstellingen van vele meters hoog en breed.

Het is niet uit historische belangstelling dat Nan Groot Antink juist hierop de aandacht wil vestigen. Zij zoekt de verbinding met de wandschilders die hier ooit actief waren omdat zij met hun werk tegelijkertijd symboliek en kleur aanbrachten. Het zijn juist die aspecten die een kerk als deze een gewijde sfeer bezorgen. Van die twee, christelijke verhalen en kleur, is het vooral het laatste dat haar invalshoek bepaalt. Zij houdt zich al een kunstenaarsleven lang bezig met kleuren uit natuurlijke materialen. Ze heeft rondgereisd om kennis op te doen van het winnen van kleurstoffen uit planten, aarde en dierlijke materialen en van de mogelijkheden om er textiel mee te verven. Als vanzelf stuitte ze daarbij op oude culturele gebruiken en codes die vaak streekgebonden eigen kenmerken hebben. Als buitenstaander, overlopend van nieuwsgierigheid, gaat het haar echter niet om het vastleggen van oude technieken maar om deze te kunnen gebruiken in haar eigen praktijk. Ze presenteert de resultaten van haar zoektocht in een nieuwe context die we bij gebrek aan beter moderne kunst noemen.

Het kunstenaarschap van Nan Groot Antink heeft een wonderlijke vorm. Zij wil niet opvallen door originaliteit en individualiteit in haar handschrift of beeldtaal. Ze brengt kleuren aan op doek, toch is ze geen schilder. Ze verft. Verven vraagt om een meer passieve benadering, de verfstoffen moeten zich aan de stof hechten en daar is naast kennis van scheikundige processen ook geduld voor nodig. En met dat woordje passief is niet gezegd dat ze achterover kan leunen, want er gaat veel werk in zitten. Niets komt haar aanwaaien. Alle grondstoffen moeten worden opgekweekt (want wildplukken is tegenwoordig uit den boze), verzameld, gedroogd en verwerkt tot verfbaden. Voorafgaand aan het uiteindelijke verfprocédé moeten stukjes stof op proef worden behandeld, want niets staat van tevoren vast. Een voorbeeld: Nan Groot Antink maakte ooit een serie doeken in verschillende delen van ons land, en hoewel verfstof en methode identiek waren bleken de uitkomsten verschillend door variaties in samenstelling van het leidingwater.

Techniek en toeval zijn dus belangrijke onderdelen. Ze vormen de weg om een doel te bereiken. Het doel zelf werd in de loop der jaren steeds vaker bepaald door de locatie. Er zijn zoveel keuzes te maken. Welke kleuren, welke planten, welke stoffen? Hoe groot en waar wordt iets aangebracht? Is het werk tijdelijk of permanent? Staan de doeken van Nan Groot Antink op zichzelf of gaan ze een relatie aan met een ruimte of met daarin aanwezige kunstwerken? Verbinden ze zich met een plaatselijke geschiedenis of traditie? In dat laatste geval moet zij zich tot op zekere hoogte dienstbaar opstellen. Ze kan niet zomaar haar gang gaan. Een lokale context is dikwijls een rijke inspiratiebron, maar legt ook beperkingen op.

Het werk in de Bergkerk is een mooi voorbeeld van hoe zo’n proces verloopt. Vooraf zijn de uitgangspunten gedefinieerd: verfstoffen uit planten die in de Bijbel of in bijbelse legendes voorkomen en door tuiniers in Deventer binnen het gegeven tijdsbestek van ongeveer een jaar kunnen worden gekweekt. Na onderling overleg kwam daar een lijstje planten uit dat op zichzelf al klinkt als een gedicht: brandnetel, meekrap en wede, salie, stokroos en saffloer, stinkende gouwe en zuring, duizendblad en vijg. De volgende stap was het bepalen van welke kleur of kleuren daaruit te winnen zijn en waar die aansluiting vinden bij wandschilderingen in de kerk. Vijf plaatsen dienden zich aan. In het zuidelijke transept bevindt zich een muurschildering uit de tweede helft van de 15e eeuw die, hoewel ze op enkele contouren na verloren is gegaan, nog zeer tot de verbeelding spreekt. Dit is wat we denken te zien: een kasteel en een koningspaar dat verschrikt neerkijkt op een gevecht met een draak, een veel voorkomend motief op muurschilderingen in Middeleeuwse kerken. Om welke heilige het hier gaat, Michael of Joris, is niet met zekerheid bekend. De bewaarde fragmenten tonen vooral het landschap en de rust, niet de dreiging en het geweld. In de directe nabijheid komen zes doeken te hangen, laag over laag, uiterst transparant en zo licht dat een tochtvlaag ze in beweging kan brengen. Een andere schildering, waarvan nog minder restanten zichtbaar zijn, bevindt zich hoog aan de muur links aan het begin van het koor. Vaag zijn hier delen van de reusachtige gestalte van de heilige Christoffel te herkennen. Door middel van een vier meter lang met zuring geverfd papieren weefsel wordt de aandacht op de kleuren van deze frescoresten gericht.

Links en rechts waar de bezoeker de kerk binnenkomt, dus tegen de binnenmuren van de beide torens, bevinden zich grotere schilderingen die ook sterker van kleur en contrast zijn. Het gaat om fragmenten van twee geschilderde wetstafelen met de Tien Geboden, gevat in een omlijsting, ook wel cartouche genoemd, in de renaissancestijl van Hans Vredeman de Vries. Van de persoon die het werk uitvoerde in 1582 is alleen een voornaam bekend: hij heette Ambrosius. Daar tegenover kruipen de takken van de Boom van Jesse als soepele lianen over de muur. Jesse of Isaï, de vader van koning David, staat aan de basis van deze stamboom waaruit zijn nageslacht groeit met bovenaan Maria met het kindje Jezus. Een restauratie die in 1918 met steun van de Vereniging Rembrandt is uitgevoerd bracht dit indrukwekkende tafereel uit de tweede helft van de 15e eeuw weer aan het licht, maar grote delen van het stucwerk waren toen al verdwenen. Nan Groot Antink wil op beide plaatsen kleuraccenten aanbrengen die een subtiele relatie aangaan met de kleuren in de muurschilderingen.

Op een lager niveau, gewoon op ooghoogte voor wie zich door de kerk beweegt, zien we de zeventien zijden doeken, opgespannen op vierkante houten ramen van tachtig bij tachtig centimeter elk, die in 1990-1991 het beginpunt vormden van een rijk oeuvre. Na haar opleiding aan de Jan van Eyckacademie in Maastricht besloot zij destijds haar belangstelling te volgen voor natuurlijke kleuren en pigmenten. Met als basis het volledige assortiment van uitheemse natuurlijke verfstoffen van Verfmolen ‘De Kat’ in Zaandam maakte zij toen een van haar allereerste series. Later werkte ze periodes in Mali en Japan. Op al die plaatsen leerde ze hoe men er al eeuwenlang kleurstoffen wint en toepast, altijd binnen een cultureel bepaalde traditie en dikwijls ook met een symbolische of rituele betekenis. Ze heeft zich steeds ingeprent dat ze zich in dit gebied als kunstenaar wil manifesteren en niet louter vanuit het ambacht. Dat kwam haar bijvoorbeeld in Mali op reprimandes te staan, pas later kregen met name de vrouwen ook begrip voor haar eigenzinnigheid.

In eigen land en in onze westerse kunstwereld wil ze niet doorgaan voor textielkunstenaar. Ze is een kunstenaar die kleuren wil laten spreken, waarbij plantaardig materiaal haar uitgangspunt is. Onwillekeurig belandde ze ook hier in het spoor van tradities, bijvoorbeeld bij een project voor het Textielmuseum in Tilburg waarvoor ze mannelijke urine inzamelde. Steeds vaker gebruikt ze lokaal geteelde planten om de band met de eigen bodem te benadrukken. Voor de Rekenkamer in Den Haag heeft ze stoffen geverfd met planten die daar mogelijk in de vroegere kloostertuin hebben gestaan. In Museum Krona in Uden, dat een eigen plantentuin heeft, vond in 2024 een expositie plaats waarin Nan Groot Antink gekleurde doeken heeft aangebracht als achterdoek (zogeheten ‘erekleden’) voor eeuwenoude houten beelden van vrouwelijke heiligen. Hier werd nog eens duidelijk hoe haar hele werkproces, van het winnen van de kleuren, het kiezen en verven van het textiel, tot aan de toepassing in een ruimte, een rituele en artistieke meerwaarde heeft.

Rondkijkend in de Bergkerk heeft ze nog even overwogen of ze een klein helder roze werkje zou kunnen hangen boven de schildering die op zo’n vijftien meter hoogte in het koor is aangebracht. Het gaat om een zogenaamde Genadestoel, een voorstelling van de Drievuldigheid waarbij God de Vader zijn gekruisigde zoon vasthoudt en de Heilige Geest in de vorm van een duif aanwezig is. Dat plan was moeilijk uitvoerbaar. Het met saffloer geverfde monochrome doekje komt er toch, rechts in het koor waar zich ooit een orgel bevond. Het heeft een titel, dezelfde als de expositie als geheel: Een werk voor de Bergkerk.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *