De symbolistische dichter Emile Verhaeren noemde na de vroege dood van Georges Seurat diens havengezichten zijn grootste bijdrage aan de schilderkunst. Seurat werd slechts eenendertig jaar oud, hij liet een klein oeuvre na waarin een aantal beloftes besloten lag die hij zelf niet meer kon waarmaken. Verhaeren heeft het goed gezien. De grote, zeg maar gerust monumentale stukken die zijn gesitueerd in het circus, de danszaal en het theater, waren stuk voor stuk een tour de force, de uiting van een ambitie die vruchteloos moest blijven. Als zijn werkwijze zich ergens slecht voor leende, was het beweging en de indruk van het moment.
Seurat had een moeizame verhouding met figuratie. In zijn tekeningen laat hij zich kennen als een liefhebber van contouren, donkere vlekken waarin weinig details te vinden zijn. De kracht schuilt in de suggestie, opgeroepen door een subtiele oppervlaktewerking van krijt op papier met veel reliëf. Toch had hij de behoefte precies te zijn, helder, doorzichtig. Hij zocht het licht van zee aan de Normandische kust en schilderde er de strakke kustlijn, de scherpe afbakening van kades, de eenvoudige volumes van schepen en gebouwen en de rechte lijnen van masten en tuidraden. Daarin vond hij het meest dankbare onderwerp voor zijn specifieke belangstelling: de atmosferische werking van het licht. Zijn materie was immaterieel, onstoffelijk. Een scheepsmast was voor hem eigenlijk een vervelend obstakel, een lijn waarvan het amper de moeite waard was die nog eens op te delen in talloze kleurstippen. Bijzonder is het te zien dat de lucht erachter door de aanwezigheid van die mast wordt beïnvloed. Die is rechts van de mast anders, iets donkerder, dan links. Er is sprake van schaduwwerking im freien, in de ledigheid waar helemaal geen schaduw kan vallen.Nog spannender wordt het in de grote luchtpartijen die alleen maar licht zijn. Seurats techniek die hem dwingt het doek te vullen, millimeter voor millimeter, met kleine streepjes die bijna dezelfde tint hebben, vormt een reliëf van verf op het doek dat parelt van licht en minuscule schaduwrandjes. Het laat een zilverige schittering ontstaan die je bij geen impressionist zult tegenkomen.
Seurat is de meester van het lege vlak. De man die het belang van figuratie relativeerde door elke vierkante centimeter van het geschilderde oppervlak evenveel aandacht te geven. Daarmee heeft hij meer veroorzaakt dan een revolutie in het denken over en toepassen van een kleurenleer. Hij leert ons kijken naar het lege vlak, naar verf, naar licht. De directe invloed in zijn tijd, op de postimpressionisten waar het Kröller-Müllermuseum een uitgebreide collectie van heeft, was modieus en dikwijls niet erg inspirerend. Zijn invloed op lange termijn is te zien in het werk van Robert Ryman. Dat inzicht is een verrijking van zijn kunst die vraagt om er opnieuw en met oog voor detail naar te kijken. Het is niet uitsluitend voorbehouden aan de kijker van nu. Een enkeling, zoals Verhaeren, zag het al in 1891. En de eerste Gids door het Rijksmuseum Kröller-Müller, uit 1938, geeft als toelichting bij Seurat ‘…dat hij zijn systeem beheerst, dat hij grote, rustige vlakken er mee kan uitschrijven, dat hij lijnen er mee kan trekken van ongeloofelijke subtiliteit, en licht- en donkerwerkingen creëren, zoals hij als abstract voelend mens bedoelt.’