Manifestatie: Skulpturprojekte Münster, tot 1 oktober 2017 verspreid over de stad Münster.
Skulpturprojekte, de internationale stadsbeeldenmanifestatie die elke tien jaar wordt gehouden in en om Münster, was nooit een feest voor de beeldhouwkunst. Ook bij de eerste keer in de jaren zeventig lag het accent – net als nu – meer op projecten dan op sculptuur. In de tussenliggende jaren is de stad erin geslaagd het evenement levendig en bij de tijd te houden en er een respectabele verzameling permanente beelden uit aan te kopen. Wat er van de meer dan dertig bijdragen voor dit jaar bewaard mag en kan blijven zou ik niet kunnen zeggen. Verreweg het meeste heeft niet de vorm van een beeld in de openbare ruimte en wat het wel heeft, is meestal niet gemaakt met het oog op een lange levensduur.
Wie Skulpturprojekte bezoekt, neemt bij elke volgende gelegenheid een ruimere mix tot zich van nieuwe ingrepen en oudere die tot de openbare verzameling van de stad worden gerekend. De optelsom van je informeren over het meest hedendaagse en het blijvende leidt tot de conclusie dat het steeds gaat om het betekenis geven aan plaatsen. De sterkste indrukken houd je over aan projecten die zich hechten aan een gebouw of voormalig gebouw, een stukje landschap, een geschiedenis. De betekenis ligt daar als het ware voor het oprapen, soms in de vorm van archiefmateriaal, soms in herinneringen van mensen, in architectuurfragmenten of pleinen, soms ook in associaties met geschiedenissen op andere plaatsen. Deze benadering is in het voordeel van kunstenaars die geen groot beeldend vermogen hebben en misschien niet eens een eigen vormentaal of handschrift. Dikwijls werkt een kopie van wat eens bestond of hergebruik van wat nog steeds beschikbaar is, sterker dan de vertaling naar een nieuwe vorm. Zo heb ik lang stilgestaan bij de twee beelden op hoge sokkels in het Ludgeri-plantsoen die daar als werk van Rémy Zaugg worden gepresenteerd. Dat ze niet door deze Zwitserse kunstenaar (1943-2005) zijn gemaakt, is in één oogopslag duidelijk. Het gaat om een maagd met stier en een boer met paard, bronzen beelden van Carl Hans Bernewitz (1858-1934), zinnebeelden van veeteelt en landbouw die in 1913 op dezelfde plaats zijn neergezet als een welkomstgebaar voor de agrariërs die de stad vanuit het zuiden binnenkwamen.
Zaugg heeft in 1987 zijn kans zichzelf op de kaart te zetten met een beeld van eigen hand voorbij laten gaan om zich sterk te maken voor wat allang in de stad aanwezig was. De beide beelden waren verplaatst, ze stonden verwaarloosd en verloren op een bouwplaats en de context waarin ze ooit betekenisvol waren, was totaal uit het zicht geraakt. Zaugg bestelde nieuwe sokkels en liet de beelden terugplaatsen waar ze oorspronkelijk hadden gestaan. En daar staan ze nu alweer dertig jaar, klassiek en toch ook modern van vorm, anachronistisch maar zeker niet anachronistischer dan een ruiterstandbeeld of een gedenknaald. Ze trekken eigenlijk vooral de aandacht omdat er geen heldendom of heldendood wordt gevierd. De personages zijn anoniem en nederig, het zijn mensen van vlees en bloed die hun kleding en gedrag aanpassen aan hun dagelijkse bestaansvoorwaarden. De dieren zijn getemd maar niet onderworpen aan menselijke grillen, ze zijn functioneel en gezond.
Het verzoek van Zaugg deze beelden op hun plaats terug te zetten was een kritische reactie op een stadsbestuur dat in hoog tempo nieuwe sculpturen bestelde bij een internationale elite van befaamde kunstenaars, en intussen het eigen erfgoed en daarmee de eigen geschiedenis veronachtzaamde. Daarmee heeft hij een betekenis aan de beeldengroep toegevoegd, een vermaning aan stad en burgerij. Het is raar dat het monument nu aan Rémy Zaugg wordt toegeschreven. Dat moet ongedaan worden gemaakt. Maar Zauggs bemoeienis blijft van belang, des te sterker in tijden waarin steden zich willen ontdoen van een vermeend provinciaals imago door beelden aan te kopen die niets voorstellen en zich van de plaats, de historie en de kleine mens niets aantrekken. Bernewitz toonde zich een kind van zijn tijd met zijn eerbetoon aan de gewone landman en de vrouw wier eer hij nog oppoetste door haar een maagd te noemen. Onze tijd vraagt om andere beelden en nieuwe interpretaties. Maar het blijft de moeite waard te zoeken naar het beeldend vermogen iets te maken dat over honderd jaar nog als humaan en zinnebeeldig wordt herkend.