Op de valreep de Biënnale bezocht in een zonnig en aangenaam Venetië. Elke aflevering heeft, alleen al door het grote aantal kunstenaars en de enorme schaal van de presentatieruimtes, genoeg te bieden om de bezoeker enkele dagen te boeien. Dikwijls doet het thema van de centrale tentoonstelling er niet eens zoveel toe. Het kan een houvast geweest zijn voor de curatoren, voor mij werkt het praktisch nooit als zodanig. Wat me bijblijft zijn individuele bijdragen van kunstenaars en soms verbluffend mooi geënsceneerde zalen.
Dit jaar vond ik de centrale expositie met als thema ‘Het encyclopedische paleis’ weinig geïnspireerd en uiteindelijk ging de hele presentatie me tegenstaan. Dat was ook gebeurd wanneer ik het thema niet had gekend. De tentoonstelling is ingericht als een verzameling van verzamelingen. Een verzameling in het kwadraat, eigenlijk. Dat leidt tot een onoverzienbare hoeveelheid objecten die hun aanwezigheid hier danken aan het feit dat ze van zo’n verzameling deel uitmaken. Het verhindert dat je gaat concentreren op bijzondere kwaliteiten en vragen gaat stellen over het enkele voorwerp dat je ziet. Steeds voel je je overspoeld door een lawine van dingen: foto’s van kapsels, schema’s, maquettes, tekeningetjes, notities, sculpturen, bewerkte lappen, noem maar op. Elke verzameling lonkt naar volledigheid, uitbreidbaarheid, veelheid.
Het thema is afgeleid van een idee van Marino Auriti die ooit in een megalomaan gebouw een ecyclopedie heeft willen vestigen van alle op aarde aanwezige kennis. De Biënnale-organisatie noemt dat idee wanhopig en alleen al om die reden is het niet erg geschikt voor een grote tentoonstelling. Een overzicht van wanhopige pogingen de wereld te omvatten door middel van schema’s of verzamelingen van afbeeldingen en objecten toont dus ook de vergeefsheid in het kwadraat. Ik begrijp niet waarom curator Massimiliano Gioni het onderwerp plaats in het licht van ‘de constante toestroom van informatie in onze tijd’ en evenmin waarom hij het ‘even more necessary and even more desperate’ noemt. Zijn onderzoek maakt juist duidelijk dat het zoeken naar volledigheid niet van deze tijd is. Hij had zich bovendien kunnen realiseren dat het hele idee van een biënnale een steeds terugkerende vergeefse poging is overzicht te scheppen in een hoeveelheid die niet meer te overzien is.
Keuzes maken is interessanter en heeft een betere gidsfunctie dan bijeenvegen. De beste landenpaviljoens waren om die reden boeiender dan de tentoonstellingen in het Biënnalepaviljoen en de Arsenale.
Het is de vraag die ook Alfredo Jaar stelt in zijn schitterende model van het Giardini-terrein dat onder water verdwijnt: is de Biënnale in deze vorm, met landenpaviljoens rond een thematische greep uit de wereldwijde actualiteit, nog houdbaar? Nee, zou ik zeggen, omdat de enige aanpassing van het concept steeds wordt gezocht in meer locaties en meer aandachtsgebieden (zoals nu onder veel meer de antropologie, de outsider art, de kosmologie). Het is een fictie te denken dat de bezoeker aan de hand hiervan zijn eigen fascinaties, dromen en visioenen gaat formuleren. Daarvoor hebben we helemaal geen biënnale nodig. Wel om periodiek geïnspireerd te raken door de kracht van een beeld. De Tapies-expositie in het Palazzo Fortuny deed precies dat.