Ik was een paar dagen in Ljubljana. Mooie stad waar een paar dagen na mijn vertrek in een paviljoen in het Tivolipark de internationale grafiekbiënnale geopend zou worden. De laan die er vanuit de binnenstad naartoe voert is voorzien van tientallen fotopanelen waarop, neem ik aan, door het jaar heen wisselende exposities te zien zijn.
Eén van de huidige presentaties, zag ik tot mijn verrassing, geeft een beeld van hoe Nederland met het water omgaat. Mooie foto’s van dijken, sluizen, kanalen, feestvierende Amsterdammers en op bootjes en stranden recreërende, weldoorvoede types die oranje kleuren op koninginnedag of rood op het strand. Eén van de in het Sloweens en Engels vertaalde bijschriften meldt: ‘In Nederland zegt men: God schiep de aarde maar de Nederlanders schiepen Nederland.’
Een tweede fotoserie, direct daarnaast, toont beelden van Afrika. Even clichématig als die over de Nederlandse strijd tegen het water: zwarte mensen die wachten, treuren, bedelen om eten of trots poseren met wapens. Bijschrift: ‘Afwachten wat de wereldleiders hen te bieden hebben.’
Onwillekeurig vroeg ik me af of dit contrast tussen zelfscheppende Nederlanders en hulpeloze Afrikanen zo bedoeld was. Vast niet. Ik voelde een lichte walging over onze zelfgenoegzaamheid en ‘ons’ Europese beeld van de Afrikaan die te beroerd is zelf de hand aan de pomp te slaan, polders droog te leggen en drinkwatervoorzieningen te regelen Volgens mij moeten ‘wij’ die deze tegenstelling in stand houden eens gaan kijken hoe zij zich door het leven slaan of, als het bij ons dan toch zoveel beter is, hen uitnodigen ons feestje mee te komen vieren.