ga eerst naar jorn, dan naar rothko

Asger Jorn, collage, 1964
Asger Jorn, collage, 1964

Het is natuurlijk toeval dat nu twee groten uit de twintigste-eeuwse schilderkunst gelijktijdig exposeren in de Nederlandse musea, maar we kunnen van dat toeval profiteren door hun werk en aantrekkingskracht te vergelijken. Mark Rothko (1903-1970) en Asger Jorn (1914-1973) waren tijdgenoten. Hun geboorteplaatsen in Dvinsk (tegenwoordig Letland) en Vejrum (Denemarken) lagen niet heel ver uiteen. Maar Rothko zou gaan wonen en werken in de Verenigde Staten en Jorn in Frankrijk, Italië, eigenlijk op tal van plaatsen buiten zijn vaderland.
In termen van populariteit op dit moment is er geen vergelijking. De aanbidders van Rothko staan in lange rijen voor het Haags Gemeentemuseum, terwijl de liefhebbers van Jorn direct door kunnen lopen aan de kassa van het Cobra Museum in Amstelveen. De Rothko-expositie is misschien veelomvattender, maar de kwaliteit van Jorns werk in de tentoonstelling Traces is hoog en verrassend. De Rothko-manie die ons land heeft bevangen is misschien te verklaren uit een aantal oorzaken. Dit werk reist niet vaak door Europa, al was er een jaar of zes geleden een overzichtsexpositie in Londen en Hamburg. Dat het in Nederland te zien is, is zeker een buitenkans.
Daarnaast heeft wat ooit een nadeel was voor dit type schilderkunst, dat het abstract en dus onbegrijpelijk was, zich getransformeerd in een voordeel: nonfiguratieve kunst geldt nu voor velen als universeler en mystieker dan kunst met een herkenbare voorstelling. Als kwaliteitscriterium is het totaal onzinnig, maar we moeten nu eenmaal ergens heen met onze religieuze neigingen in een seculiere wereld. In dat kader hebben we tenslotte Mondriaan in de armen gesloten en het is precies zijn aanwezigheid in het Haags Gemeentemuseum die nu de brug slaat naar het werk van Rothko, wiens nalatenschap voor het overgrote deel is geschonken aan de National Gallery in Washington. De beide musea zijn een langdurige samenwerking aangegaan, op zichzelf al een heuglijk feit.
Ik bespeurde in Rothko’s vroege werk al steeds de parallelle ontwikkeling met Mondriaan en de zaal waarin hun schilderijen naast elkaar hangen is de bevestiging en tegelijk de openbaring van de tentoonstelling. Het Gemeentemuseum verdient daarnaast ook complimenten voor de inrichting doordat het de schilderijen dichterbij heeft gebracht dan ik ooit eerder heb ervaren. Ondanks de soms te spaarzame verlichting kan de bezoeker elke penseelstreek, elk verschil tussen glans en matheid in het oppervlak, van nabij waarnemen. En daar, in het detail van de penseelstreek, speelt het drama zich af. Niet in de compositievlakken, die schematisch en dikwijls voorspelbaar zijn. Daar gaat het niet om. In de kleurintensiteit en de zones waar verschillende tinten elkaar raken zie je niet wat vooraf is vastgelegd, maar hoe de verf leeft, opvlamt, flakkert en smeult. Een Rothko is niet een samenstel van kleurvlakken maar levende materie, helemaal op de tast tot stand gebracht. Opeens viel me nu ook de eerlijkheid van deze manier van schilderen op, omdat het niets anders voorstelt dan verf met een dikwijls breed penseel op doek aangebracht. Er is geen beeldtaal, geen metafoor, er is alleen verf en handschrift.
Is Rothko daarmee een groter schilder dan Jorn? Nee. Ze zijn onvergelijkbaar en een objectieve plaatsbepaling van de een ten opzichte van de ander is onmogelijk. In mijn waardering staan ze minstens op gelijke hoogte. Het oeuvre van Jorn is beweeglijker, verrassender, meer wisselend in kwaliteit misschien maar dat komt dan zeker ook doordat Jorn grotere risico’s aanging. In alle werken van Jorn zit iets goeds en in zijn beste werken – die niet zeldzaam zijn – bespeur je een buitengewoon beeldend talent. Het geldt voor alle periodes die je kunt onderscheiden met uitzondering van de vroege Picasso-studies, en het geldt voor alle technieken waarin hij werkte. Jorn was een fantastische schilder met een volmaakte intuïtie voor kleur en compositie, maar ook zijn collages, houtdrukken, etsen, tekeningen, litho’s en keramiek getuigen allemaal van een bijzonder materiaalgevoel. In het Cobra Museum zijn vazen, borden en schilderijen van andere Cobra-schilders te zien en het kwaliteitsverschil is direct duidelijk.
Asger Jorn is voor het Nederlandse publiek geen onbekende en Edy de Wilde heeft topstukken aangekocht voor het Van Abbemuseum en het Stedelijk, maar we beseffen nog onvoldoende hoe goed zijn werk is en hoe fris en uitdagend de persoonlijkheid die eruit spreekt. Ik raad iedereen aan eerst de rust op te zoeken in Amstelveen, het kan nog tot en met 18 januari. Daarna, tot en met 1 maart, is het in Den Haag misschien ook minder druk bij Rothko.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *