Recensie expositie Opwinding in het Stedelijk Museum Amsterdam door Rutger Pontzen, De Volkskrant 5 juli 2016
Ik verslik me de laatste tijd zo vaak bij het lezen van kunstbesprekingen in De Volkskrant dat het ongezond wordt. Vanmorgen was het heel erg. Ik bleef er bijna in. Ik stikte van kwaadheid.
Kunstrecensenten vinden misschien van zichzelf dat ze geen ordinaire journalisten zijn. Toch zou ik het prettig vinden als ze zich aan enkele journalistieke regels zouden conformeren. Kijken met een nieuwsgierig en onbevooroordeeld oog en daarvan informatief verslag uitbrengen zou de kwaliteit van hun stukjes enorm kunnen verhogen. Dat is Rutger Pontzen te min. Het zou de aandacht vestigen op iets of iemand anders dan Rutger Pontzen en daarmee zou de auteur van de roman Nu ik zichzelf ernstig tekort doen. Dus schrijft hij liever over personen in de kunstwereld dan over kunst, en liefst over wat hij van die personen vindt. Directeuren van het Stedelijk Museum in Amsterdam hebben zijn absolute voorkeur. Hogere bomen dan zij zijn in de Nederlandse polder niet te vinden.
Pontzen verpakt zijn gelijk vaak in het gelijk van iedereen. Hij schrijft over de tentoonstelling Opwindingdie Rudi Fuchs in het Stedelijk mocht maken. ‘Waarom vroeg [Ruf] uitgerekend Fuchs’, vraagt hij zich af. ‘Feit is toch dat hij in 2002 niet al te gelukkig afscheid nam van het Amsterdamse museum: via een achterdeurtje, zonder feestelijke klaroenstoot, afgedankt (…)’. De, laten we zeggen, onhoffelijke manier waarop Amsterdam soms met zijn cultuurdragers omgaat, blijft dus tot in lengte van dagen een wapen voor de volksmenner. Destijds Amsterdam. Nu ik!
Feit is dat Pontzens opmerking voor de onderhavige recensie totaal irrelevant is. Net als de schimpscheut dat Fuchs ‘toch een man van het verleden’ is, ‘dat Ruf nu juist wil veranderen.’
Feit is dat de halve pagina tekst van Pontzen een aaneenrijging is van suggestieve frasen. Fuchs vraagt de kijker te doen wat zo voor de hand ligt, namelijk kijken. ‘Woordloos kijken’, noemt Pontzen het. Fout. Waarom zou je kunstwerken van allerlei snit bij elkaar willen hangen, zegt hij, ‘enkel vanuit een puur artistiek verlangen’? ‘En niet vanuit een groter wereldbeeld?’ Laat ik daar eens een vraag tegenover stellen. Wat heb je aan een wereldbeeld zoals het jouwe, Rutger Pontzen, dat kennelijk zoveel groter is dan dat van de toch ook niet kinderachtig bereisde Rudi Fuchs, als je niet voor de wereld openstaat? Als je tolerantie ophoudt bij de grenzen van je eigen Grote Ik? Wie ben jij dat je Fuchs de les durft te lezen over zijn gebrek aan wereldbeeld, inhoudelijke overwegingen, morele betekenis of maatschappelijk belang? Wie ben jij dat je de genereuze uitnodiging van Beatrix Ruf aan deze grootste tentoonstellingsmaker in ons land (in Volkskrant-jargon ben je dan ‘kunstpaus’) ‘een goedmakertje’ noemt? Wie ben jij dat je Fuchs had willen dwingen ‘naar nieuwe verbanden en inzichten te zoeken’?
Feit is dat jij, Rutger Pontzen, een niet al te gelukkige drol bent op het Museumplein waar we voortaan met toegeknepen neus omheen lopen.