heeft schoonheid haar gezicht verbrand?

Wieteke van Zeil, Verborgen geschiedenis, De Volkskrant 1 juli 2016

Goya, 3 mei 1808 in Madrid, 1814
Goya, 3 mei 1808 in Madrid, 1814

Wieteke van Zeil schreef op de dag van de slavernijherdenking een artikel in De Volkskrant over de manier waarop onze musea omgaan met de zwarte kanten van de geschiedenis. Een interessant thema dat helemaal past in de actuele debatten over Zwarte Piet en de rol van mensen met een donkere huidskleur in het algemeen (zie mijn bespreking van A Posteriori hieronder).

Van Zeil werd het slachtoffer van slordige koppenmakers die boven haar tekst Verborgen geschiedenis zetten: ‘Wieteke van Zeil betoogt dat het wel wat eerlijker kan.’ Het woord eerlijk komt niet in het stuk voor en ‘eerlijker’ suggereert dat er een glijdende schaal van eerlijkheid is, waarover je naar believen wat naar links of rechts kan schuiven.  Hoeveel eerlijkheid levert dat op?

Toch slaagt Van Zeil er niet helemaal in de platitudes te vermijden die bij dit onderwerp op de loer liggen. Ze brengt het begrip schoonheid in stelling en zaait daarmee – bewust of onbewust –verwarring. Het museum, schrijft zij, ‘is de plek waar van oudsher mooie dingen gevierd worden.’ Gevierd, niet verzameld. Dit vieren gaat verder dan ‘kijken naar’. Er zit een associatie in met herdenken en het in stand houden van mythen en rituelen. Daar gebruiken de musea dus ‘mooie dingen’ voor. Daar zit iets onrechtvaardigs in, blijkt verderop, omdat die mooie dingen afkomstig zijn uit een maatschappelijke bovenlaag. De minder mooie dingen uit de lagere klassen van de bevolking zijn niet verzameld en daarmee censureren de musea als het ware het verleden. In Van Zeils woorden: ‘Een museum filtert bijna per definitie het niet-mooie uit de geschiedenis.’

Is deze redenering ‘eerlijk’? Er deugt niets van.

Het selectieproces dat musea toepassen om tot hoogwaardige collecties te komen, richt zich vanaf de achttiende eeuw op het mooiste (of beste) van wat de kunst, de mode, kortweg de cultuur heeft voortgebracht. Inderdaad ontstonden deze voorwerpen over het algemeen in de hogere kringen, waar behalve de financiële middelen ook de ontwikkeling en het besef aanwezig waren dat culturele verworvenheden zulke dingen kunnen tillen naar een niveau boven het nuttige gebruik. Dat rechtvaardigt het verzamelen in een museumcollectie. Van Zeil stelt vast dat ‘degenen die hun kleding moesten dragen tot het op de draad versleten was, die kleding immers niet [konden] nalaten aan een collectie.’ Nee, en daar zullen ze nooit wakker van hebben gelegen. Dat museum was een speeltje van de rijken met hun satijnen jurken, hun gouden klokken en onbegrijpelijke schilderijen. De beide culturen raakten elkaar niet. Maakt dit het aanleggen van museumcollecties tot een dubieuze aangelegenheid? Ik zie niet in waarom. Die verzamelingen stralen niet zozeer rijkdom en succes uit, als wel het streven naar kwaliteit, in technische zin, artistiek, duurzaam en zelfs, volgens de opdrachtgevers, moreel. Op dat laatste kom ik terug. Het selecteren op kwaliteit is een belangrijke motor van de vooruitgang. De autoindustrie levert (als het goed is) de mislukte exemplaren niet af en probeert de gangbare modellen te vervangen door betere. De bakker pronkt met zijn mooiste taarten en gooit de mislukte weg. Filteren zij nu ook het niet-mooie uit de geschiedenis?

Er zijn genoeg musea die maar al te graag een beeld geven van het dagelijks leven in vroeger tijden. De kunstmusea doen dat ook door niet alleen zeventiende-eeuws satijn en goud te exposeren, maar ook genrekunst van Jan Steen en Adriaen de Brouwer waarop te zien is hoe boeren, huisvrouwen en arme sloebers leefden. Maar het gaat Van Zeil niet om de versleten kleding van de minder bedeelden. Zij wil bereiken dat de musea de minder mooie kanten gaan belichten van de schoonheid en schijn van succes. Want inmiddels weten we dat macht en rijkdom in vroeger eeuwen werden gewonnen over de hoofden van ontelbare arbeiders en slaven van wie we nu de namen niet meer kennen. Goed punt. Over koloniale uitbuiting en oorlogen, slavernij en onrecht zijn inmiddels vele boeken volgeschreven. Zeker hoort het bij de wetenschappelijke taak van de musea om die kennis toe te voegen aan wat zij laten zien.

Het zou onverstandig en onwetenschappelijk zijn de schoonheid en het selectieproces zelf verdacht te maken. Ze weerspiegelen een historische werkelijkheid die we niet naar willekeur kunnen veranderen. Met de inzichten van nu moeten we de historische werkelijkheid nuanceren en begrijpelijk maken. De neiging de geschiedenis te herschrijven heeft niets met rechtvaardigheid te maken, maar met een wensbeeld van nu dat even tijdgebonden zal blijken als de schone schijn van weleer.

Van Zeil hield aan haar eerste museumbezoek als pakweg achttienjarige de vraag over:’Was dit de geschiedenis? Was iedereen vroeger rijk, glanzend en gelukkig?’ Ontwaak uit je tienerdromen, Wieteke. Maak het museum niet verantwoordelijk voor elke naïeve misvatting. Ik zie een Goya-schilderij voor me over de gebeurtenissen van 3 mei 1808 in Madrid, en vraag me af: Werd iedereen vroeger bruutweg doodgeschoten?

Wat een mooi schilderij, trouwens.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *