Tentoonstelling: Arie Schippers, Mens wordt hond. T/m 14 april in Stedelijk Museum en Voormalige Synagoge, Kampen.
Arie Schippers heeft in Kampen een paar knappe hondenportretten opgehangen. Trefzeker geschilderd en goed geobserveerd, waardoor je werkelijk van portretten mag spreken. De beesten zijn meer dan vertegenwoordigers van hun soort. Ze hebben individuele trekken, ze vertonen karakter. Hun persoonlijkheid heeft een zo krachtige uitstraling dat Schippers het wijs heeft gevonden in zijn parafrase van het Goya-portret van de Spaanse koning Carlos III de slapende hond te vervangen door zijn eigen Kiko. Klaarwakker, fit, tot meer in staat, zo lijkt het, dan zijn baas die een kindse indruk maakt en die zijn jachtgeweer harder nodig heeft als wandelstok dan als schiettuig.
Het is een groot plezier naar deze recente schilderijen te kijken. De levenslust die ervan uitgaat kent twee bronnen: de dieren die tegen een summier aangeduid landschap zijn afgebeeld, en de energie van de maker. Aan werklust heeft het Schippers nooit ontbroken. Hij is productief als tekenaar, schilder en beeldhouwer en hij exposeert op veel plaatsen. Maar zijn werk oogde in lange tijd niet zo vitaal als hier. De voorstellingen hebben aanzienlijk aan scherpte en detaillering gewonnen. Het is gemakkelijk te controleren, want ongeveer de helft van de schilderijen in de expositie in Kampen stamt uit de jaren 2000 tot 2006. Op de oudere doeken staat dikwijls een gezelschap afgebeeld, volwassenen en kinderen, die met paard of hond naar het platteland zijn getrokken om er hun vrije tijd door te brengen. Een dagje in de zon, zonder kleren, zonder zorgen, quality time. Tussendoor nemen ze de moeite om te poseren voor de schilder.
Schippers is niet zuinig met kleur, hij presteert het zelfs alle tinten avondrood aan de hemel te toveren op momenten dat de zon nog hoog staat. Door te spelen met contrasten van warm licht en koele schaduwpartijen boetseert hij diepte in de voorstelling. Als je zover kunt komen in je werkelijkheidsuitbeelding – wat in ons land slechts weinig schilders is gegeven – is het jammer dat struikgewas en gebladerte van bomen zo achteloos worden aangeduid. Als je met verf een onbevangen glimlach kunt tekenen in een kindergezicht, een klein, maar veelbetekenend detail, dan is het teleurstellend om een boom te reduceren tot een warreling van groen-rode krabbels. Het is van tweeën één: je sleurt de kijker mee in een nieuwe realiteit die juist zo bedrieglijk is omdat die zo sterk lijkt op wat hij kent, of je verleidt hem zich over te geven aan een roes. Arie Schippers is in dat krachtenveld de man die ons een vorm van realisme voorschotelt, ook al zullen we die nergens in werkelijkheid aantreffen. Te idyllisch, te kunstmatig gezuiverd van snelwegen, blokkendozen en windmolens, en niettemin volledig herkenbaar. Ik mis in die oudere doeken een zekere spanning in het schilderen. Een betere typering van de personages had bovendien voor meer drama kunnen zorgen. Terloopsheid is een slechte eigenschap om een schilderkunstig oeuvre op te bouwen.
Het lijkt erop dat Schippers zich in de afgelopen tien jaar vooral op het maken van sculpturen heeft toegelegd. Het zijn echte schildersbeelden, met de hand gekneed en beschilderd en spaarzaam voorzien van kledingstukken of een attribuut. Hierin zit een toenadering tot het theater, je zou er studies in kunnen zien voor rollen op het toneel of in de opera. Schippers is zo’n kunstenaar voor wie alles begint bij het tekenen. Het is zijn laboratorium vol ongekunstelde notities, compositorische probeersels, oefenwerk. De behoefte van daaruit de stap te maken naar het serieuze werk is begrijpelijk. In zijn sculpturen brengt hij solitaire figuren tot leven. Tegelijk blijft daar iets achterwege wat in een schilderij onontkoombaar is: compositie, een enscenering die interactie tussen personages geloofwaardig maakt, het invullen van voor- en achtergrond. Ongedwongen groepsportretten zijn zo ongeveer het moeilijkst te maken, en precies op dat vlak beweegt Schippers zich vaak. Kunsthistorische citaten in zijn werk onderstrepen dat hij zich voortdurend bewust is van wat zijn voorgangers zoals Hals, Velazquez, Goya en Courbet tot stand hebben gebracht. In het doek Easter Egg uit 2017, zijn meest ambitieuze tot nu toe, probeert hij associaties en droombeelden te laten samensmelten. Het doet wel een beetje aan Neo Rauch denken.
Tegelijkertijd komt de vraag op of hij op die weg verder zal gaan, want in het afgelopen jaar waren het dus opeens honden die zijn aandacht trokken. Meer portretkunst dan historieschilderkunst of genre, geen rare verzinsels erbij, helemaal goed. Wat Schippers vijftien jaar geleden probeerde, een soort van poëtische verbeelding met honden en paarden in een voorname rol, haalde het niet bij die andere dierenschilder van zijn generatie, John van ’t Slot. Arie Schippers heeft er kennelijk moeite mee zich tot een of enkele onderwerpen te bepalen. Wanneer hij daar opeens in slaagt, zoals nu met die prachtige honden, krijgen zijn schilderijen een volstrekt eigen signatuur.