Een paar weken geleden zag ik in Museum Henriëtte Polak in Zutphen de tentoonstelling Johan Buning: de schoonheid van het gewone. De naam van Buning (1893-1963) en zijn vrouw Titia Brongers (overleden in 1961) is verbonden aan de Buning-Brongers Prijs voor de schilderkunst. Het museum toont nu gelijktijdig een keuze van voormalige prijswinnaars, wat een heel goede doorsnede oplevert van wat er in de afgelopen decennia aan talent is opgestaan.
Maar het gaat mij nu om Johan Buning. Het persbericht stelt al dat hij, met zijn werk, na zijn dood snel in de vergetelheid is geraakt. De huidige expositie en de monografie die erbij is verschenen hebben vanzelfsprekend tot doel daarin verandering te brengen. Ik voorspel dat dat niet gaat lukken. Daarvoor bezitten de schilerijen van autodidact Buning eenvoudig te weinig kwaliteit. De tentoonstelling is zeer pover en je vraagt je af wat eertijds kennelijk aan Bunings faam in kringen van kunstenaars en verzamelaars heeft bijgedragen.
In de expositie wordt ook aandacht besteed aan Titia Brongers met wie Buning naar men zegt lange tijd gelukkig getrouwd is geweest. Zij was misschien zijn muze, in elk geval was ze mooi en aantrekkelijk. Dat leid ik af uit de vele portretten die van haar zijn gemaakt, ook door anderen dan haar echtgenoot. Het eigenaardige feit doet zich voor dat zij, die zelf ook aquarelleerde, hier als het bewonderde middelpunt van een artistieke vriendenkring wordt neergezet, en dat terwijl haar landschappen mooier en beter gedaan zijn dan die van Johan Buning. Maar zij was nu eenmaal niet de kunstenaar in huis.
Ik begrijp heel goed dat men de naamgever van de niet onbelangrijke Buning-Brongersprijzen in ere wil houden. Moet je daarbij veinzen dat je de tekortkomingen in zijn werk niet ziet en er met de titel ‘De schoonheid van het gewone’ een alibi voor zoeken? De schoonheid van het gewone zien we ook bij Cézanne, Van Gogh en Picasso, maar zij toverden de gewoonheid om tot bijzonderheid – tot kunst. Het museum moet niet blijven hangen in de bewondering die de kunstenaar lang gelden, bij leven, heeft ondervonden. De levende kunstenaar wordt dikwijls meer geacht om zijn persoonlijkheid dan zijn werk. Laat de tijd zijn werk doen en laat blijken dat de inzichten van nu anders zijn. Houd het klein en geef ere aan wie ere toekomt.