Ik ging naar Amersfoort om Belgische kunst te zien. Ik was nog niet eerder in het nieuwe bibliotheekgebouw van het architectenduo Neutelings/Riedijk, waarin zich ook de zalen van expositieruimte Kade bevinden. De trapsgewijs oplopende bibliotheekzaal leek mij een fijne werkomgeving waar druk gebruik van wordt gemaakt. In de tentoonstelling ‘De vierkantigste rechthoek’, samengesteld door gastconservator Tom Barman, telde ik op deze vrijdagmiddag misschien tien bezoekers. Een eeuw Belgische kunst, met de belofte dat veel verplichte namen ontbreken en menige hier nog onbekende kunstenaar wordt voorgesteld, het is misschien geen formule die een menigte op de been brengt. Het verband met de herdenking van de Eerste Wereldoorlog, toen grote aantallen Belgische vluchtelingen in Amersfoort verbleven, leek mij vergezocht. Beter gezegd: het was er niet.
Voor een luchtige en niet heel pretentieuze expositie als deze is niet direct een bijzondere aanleiding nodig. Ik heb me van begin tot eind vermaakt met de keuze die popmusicus Barman maakte op basis van ontmoetingen met museummedewerkers, galeriehouders en kunstenaars.
Barman toont zich een onconventionele en ongecompliceerde kunstkijker. De keuze uit een eeuw Belgische kunst die hij maakte, met een zware nadruk op de laatste tien jaar, is heel zinnelijk. Geen theoretische overwegingen, geen keurslijf van stijlen en groeperingen. Ieder doet hier zijn eigen zegje, waarbij een aantal cliché’s over onze zuiderburen niet worden vermeden. Dat ze van dubbelzinnigheden in taal- en beeld houden, van knippen en plakken, van commentaar en geheimzinnigheid. Barman koos voor terughoudende kunst, voor de abstractie van Servrankx, de stille landschappen van Spilliaert en het strak geordende realisme van Brusselmans. Geen Magritte, geen Permeke of andere Lathemse schilders.
Veel Raoul de Keyser, hij is eigenlijk de spil waarom de tentoonstelling draait, de verbindende schakel tussen de generaties die defintief geschiedenis zijn geworden en de levenden. Onder die levenden: Guillaume Bijl, Walter Swennen, Wim Delvoye, geen kunstenaars waarvoor ik de moeite zou nemen een omweg te maken. Maar hun knipoog naar de dingen van alledag waaraan we voorbij lopen als niet een van hen er de aandacht op had gevestigd, rijmt hier heel aardig met de lichte toets die alle geëxposeerde werken verbindt. De meligheid die de Belgen koesteren alsof het de kern van hun volksaard uitmaakt, wordt in evenwicht gehouden door sensitieve werken, met als hoogtepunt Piece of Evidence van Michel François, een installatie van witte neonbuizen op de vloer waarin een wandelaar een spoor van gebroken glas heeft veroorzaakt.
De inrichting is speels en niet chronologisch, elke zaal biedt nieuwe verrassingen en achteraf verbaasde ik me over het aantal werken dat ik kennelijk, de lijst van kunstenaars nog eens nalopend, was tegengekomen. Mijn indruk tijdens de rondgang was die van een heel select gezelschap, maar daarvan kun je bij meer dan vijftig deelnemers toch moeilijk spreken. Het zegt iets over de geraffineerde indeling van de ruimte, met dank aan de architecten die een prachtige variatie aan zalen, gangen en trappartijen ineenvlochten tot een labyrintisch geheel. Pas toen ik de grote zaal bereikte met een hoogte van twee verdiepingen, begon ik mij te realiseren hoe de volumes in elkaar zijn gepast en waartoe de lange rijen panelen bovenin deze erezaal dienen. Die panelen waren nu, op twee na, gesloten, maar ze kunnen allemaal open en geven dan uitzicht vanuit de rondlopende brede gangen boven. De openingen waarvan deze luiken de achterwand vormen zijn tegelijk bruikbaar als diepe nissen of vitrines. Een geraffineerde ingreep die nogal wat mogelijkheden biedt voor het exposeren van verschillende objecten. In deze expositie is er ternauwernood gebruik van gemaakt. Hoe spijtig dat is, wordt duidelijk wanneer je op de site van Kade de beeldbank aanklikt met foto’s van de tentoonstelling die Marc Mulders er eerder had. Toen stonden alle vensters open en werden alle registers van Mulders’ oeuvre bespeeld.
Door het ontbreken van vensters die naar buiten uitkijken, en dus van daglicht, maken de expositiezalen een claustrofobische indruk. Ik voelde me enigszins ingesloten en gedesoriënteerd. De mogelijkheid de ruimtes transparant te maken kan dat gevoel opheffen, je zou het eigenlijk als een noodzaak moeten beschouwen in plaats van een optie.
De tentoonstelling De vierkantigste rechthoek loopt nog tot en met 4 januari 2015.