Een omheind gebied

Tentoonstelling: Neo Rauch, Dromos, schilderijen 1993-2017. T/m 3 juni in Museum De Fundatie, Zwolle.

Neo Rauch, Das Gehege, 2016

Neo Rauch was ooit een heel moderne kunstenaar. Niet toen hij abstract schilderde, zoals De Fundatie suggereert door het doek Dromos, waarmee hij die periode in 1993 afsloot, als beginpunt van deze tentoonstelling te nemen. Nee, daarna. Als Rauch was doorgegaan op het stramien van Dromos, zwevende motieven in een veld van witte en grijze vegen dat weer deels wordt bedekt door een laag donkerblauw, dan hadden wij hem nu niet gekend. Niet bijzonder genoeg. Maar hij wisselde die stijl in voor een grafische, collageachtige benadering van het beeldvlak waarin hij elementen opnam uit het moderne leven: wegen en viaducten, strakke gebouwen, futuristische vervoermiddelen en bouwsels, meetinstrumenten op een driepoot, snoeren en slangen. Er komen mensen in voor, monteurs, wegwerkers, een vrouw die piano speelt en een schilder die van zijn ezel wegloopt om met een metaaldetector de bodem af te zoeken, maar ze lopen verloren. Ze hebben geen gezicht, kijken de kijker niet aan, ze lijken te leven in een glazen huis zonder zich daarvan bewust te zijn. Een vervreemdende situatie die nog wordt versterkt door losse woorden aan het beeld toe te voegen of tekstballonnen als in een stripverhaal. Maar net als elke figuratieve schilder wenste (en wenst) Rauch dat zijn composities ook worden beoordeeld op abstract niveau, en dat loont de moeite bij doeken als Taufe uit 1994 en Die grosse Störung uit 1995. Ze hebben iets van de machine-esthetiek van de vroege Picabia en Léger. En Rauch mag dan uit de Leipziger Schule stammen, zo ver stond zijn werk destijds niet van de kunst in het westen. In Museum uit 1996 en Die Mauer uit 1997 wordt een spel gespeeld met decorstukken, titels die voor meerdere uitleg vatbaar zijn en  verwijzingen naar het kunstenaarschap, dat nauw verwant lijkt aan het oeuvre van René Daniels.

Geleidelijk zocht Rauch naar een steeds kinderlijker beeldtaal en in Unschuld uit 2001 heeft hij een speelgoedwereld geschapen met een molen en kerkjes uit gekleurde blokken. De letters die het woord Unschuld vormen, zweven in dezelfde kleuren in de waterig ingeschilderde luchtpartij. De voorstelling slaat een brug tussen het vroege en het late werk, met al zijn scherpe diagonalen, de figuren van verschillende maatvoering en de stoffage vol raadselachtige details. Maar juist in die tijd werd Rauch het zat om stripverhalen na te bootsen. Meer en meer valt hij sindsdien terug op het schilderambacht dat hij ooit aan de academie onder Arno Rink had geleerd. Merkwaardig genoeg zullen we er nooit achter komen of hij daar goed in is, want hij blijft tot op de dag van vandaag vasthouden aan een vorm van anti-academisme. In de figuratie verloochent hij zijn wortels niet. Deze schilders hebben leren tekenen en Rauch is bepaald niet zuinig in het schilderen van mensen in een grote variatie van houdingen, gebaren en  kostuums. Een historische maskerade noemt Harald Kunde het in de catalogus. En ja, in plaats van strakke bouwdozen en zendmasten zien we boerderijen en bouwvallige huisjes, dorpspleintjes, bossen en dreigende luchten. Een Biedermeiergemeenschap waarvan Ralph Keuning meent dat we er geborgenheid in kunnen vinden, maar daar ben ik niet zo zeker van. Daarvoor zijn de toneelstukjes die in het namaak-negentiende-eeuwse decor worden opgevoerd, plus wat er aan geheimzinnigs groeit, omver wordt gelopen en verkeerd begrepen, te onheilszwanger.

In een vraaggesprek met Ralph Keuning bezwoer Rauch ons, het publiek, dat we niet graag mee zouden maken wat hij ’s nachts beleeft. Hij liet in het midden of zijn schilderijen daar een letterlijke verbeelding van zijn. Ik neem eigenlijk aan van niet. Zijn voorstellingen zijn droomachtig door de nooit aflatende stroom ontmoetingen van ongelijksoortige figuren en voorwerpen. Maar ze zijn nooit kernachtig. Er is geen centrale handeling en geen hoofdpersoon, niet eens als lijdend voorwerp. Er mag van alles plaatsgrijpen dat verontrustend lijkt, er is niemand die het overkomt. In die zin is de vervreemding van het vroege werk doorgezet. Maar er is een schijnrealiteit ontstaan die een bedachte indruk maakt. Nooit heb je het idee iemand tijdens een zinsbegoocheling, in doodsnood of enige vorm van erotische opwinding waar te nemen. Dat laatste is zeker verdacht als het om een droomwereld zou gaan.

Rauch tovert ons een vorm van didactisch theater voor waarin ook Werner Tübke excelleerde en die zich niet alleen af lijkt te spelen  in de kijkdoos die elk figuratief schilderij nu eenmaal is, maar ook nog eens achter een glazen wand die inleving van de kijker heel moeilijk maakt. Met enige regelmaat geeft Rauch zichzelf een prominente rol, zoals in Gewitterfront dat door De Fundatie is aangekocht, maar hij zoekt nooit oogcontact en is volkomen in zichzelf gekeerd. Ook de andere personages sloven zich uit in hun rollen, allemaal dragen ze iets – een stok of een zwaard, een muziekinstrument, een slang, de schaar van een krab, een bezem, een koehoorn –, ze wijzen of vestigen door een nadrukkelijke blikrichting de aandacht op een detail, maar ze spelen niet in hetzelfde stuk. En doordat Rauch de moderne schilder wil blijven die hij altijd al was, blijft hij altijd vaag en vlekkerig schilderen en mijdt hij expressieve details zoals een bijzondere gezichtsuitdrukking.

Ik geloof niet dat dit allemaal een nostalgische of romantische inborst verraadt. De beelden van Rauch zijn unzeitgemäß, ze passen in geen enkele tijd. Het is een spel dat hij met groter gemak kan spelen omdat hij zich de botsing van kleinburgerlijkheid en moderniteit uit zijn jeugd herinnert. Maar zijn gevoel toeschouwer te zijn in het leven van nu, misschien zelfs in zijn eigen leven, hoort bij de eenentwintigste eeuw. Ik begrijp hem wanneer hij hamert op het uitschakelen van de ratio en je openstellen voor de betoverde werkelijkheid, maar dat zal pas werken wanneer je er toegang toe krijgt. Het overkomt me soms, bijvoorbeeld bij Das Gehege (Het omheinde gebied) uit 2016. Die vreemde poorten in cyaan, magenta en geel voor een schutting met gekostumeerde figuren, een grote boerenhofstede en een steile berg, waar iedereen doet alsof er niets aan de hand is, dat blijft me bij.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *