Op zaterdag 3 mei wordt in de Bergkerk te Deventer de tentoonstelling geopend van Hans van Hoek, Bergkerk Variaties III. Hij toont er zeventien grote doeken die vrij in de ruimte staan, en een aantal keramische beelden.

Divine Inspiration is the Birthright of every Human Being, 2022, 231 x 191 cm, olieverf op doek, meranti lijst
Wanneer ik naar de schilderijen van Hans van Hoek kijk, bekruipt me soms een onbehagen dat in werkelijkheid ongeduld is. Mijn leven in een wereld die op efficiënte planning en voortdurende consumptie lijkt gericht scheept me op met de illusie dat alles snel verteerbaar moet zijn. Intussen weet ik, als ik wat afstand neem, dat het zo niet werkt. Hoe kan ik verlangen dat voorstellingen waar de kunstenaar een leven in heeft geïnvesteerd, mij ogenblikkelijk zullen raken?
Tegelijkertijd weet ik dat juist deze schilderijen die kracht bezitten. Zo lang als ik naar kunst kijk, heb ik het werk van Hans van Hoek gevolgd. Altijd heb ik geweten dat het moeilijk is er woorden voor te vinden. Pas nu weet ik wat die woorden moeten doen: plaats maken. Bij weinig andere schilders heb ik zo sterk het gevoel dat de schilderijen naar me toe komen. Ze nemen ruimte in, ook door de lijsten die de voorstelling niet begrenzen maar voortzetten. De verf lijkt zich los te maken van de ondergrond door kleur te worden, een vorm van straling die zich zacht verspreidt in de meters die mij scheiden van het doek. In plaats van door te willen dringen in het schilderij kan ik er beter op vertrouwen dat het in mij door zal dringen.
Er is een werk van Hans van Hoek dat die boodschap uitdraagt. Het heet Be still and know Me (2016-’17). Het is een van de Kimono-schilderijen die hij in 2019 in het Noordbrabants Museum heeft tentoongesteld. Het gebiedt de kijker, misschien ook de maker van het werk, te zwijgen, ruimte te laten, als voorwaarde voor het leren kennen van de anonieme ‘Mij’ die je, omdat het met een hoofdletter is geschreven, als een godheid zou kunnen identificeren. Die hoofdletter staat er omdat de titel een citaat is (de zinsnede komt uit Psalm 46 in het Oude Testament), maar kan hier evengoed een manier zijn om eerbied uit te drukken voor iedere ‘Mij’ op de wereld, mens, god of bezield schilderij. Per slot van rekening is er geen respectvollere daad jegens een ander dan hem of haar te vertrouwen en te willen kennen.
Hans van Hoek laat dikwijls taal en beeld samengaan. Een enkele keer neemt hij woorden op in de voorstelling, zoals bij het doek Verborgen wit. De titel zelf staat, zoals Van Hoek vaak doet, gebeiteld in de houten lijst. In het schilderij komt de kreet ‘O Mensch’ uit Nietzsches Zarathoestra tweemaal als een verticale banier voor. Uit dit voorbeeld blijkt al dat de woorden verschillende functies dienen. Veel titels zijn letterlijk ontleend aan een wijsgerig of theologisch geschrift, soms christelijk, soms verwijzend naar Taoïsme of Boeddhisme. Ze cirkelen allemaal rond begrippen als omarming, liefde, eenheid, waarheid, vrede en menselijkheid. Dit zou je het wereldbeeld van de kunstenaar kunnen noemen. Daarnaast gebruikt hij woorden die naar beeldmotieven wijzen: baders, waterval, rotsen, kimono, vaas, donker licht, zwart water en verborgen wit.
Het is een geheimzinnig universum waarmee we kennis maken in dit werk. Hoe komt zo’n wonderlijke ontmoeting tot stand van kimono, waterval en donker licht? Vormen ze, samen of elk apart, een stilleven, een interieur of een landschap? En hoe verhouden ze zich tot de levensbeschouwelijke thema’s? Van Hoek is wars van het uitleggen van zijn schilderijen, maar hij zet af en toe wel wat overwegingen op papier die een kijkje in de keuken geven. Over de voorwerpen die hij schildert, bijvoorbeeld, heeft hij eens geschreven dat ze van zichzelf niet waardevol zijn. Voor de eerste kimono in 1975 stond een goedkoop lapje stof model, ‘geknipt in de vorm van een kimono, gekocht in een souvenirwinkel.’ De vazen en beeldjes zijn onooglijke dingen die door het schilderen worden opgewaardeerd en een zekere monumentaliteit krijgen. Elk doek heeft zijn oorsprong in eenvoud. ‘Het schilderen ben ik, vanaf mijn eerste schetsen naar El Greco, steeds meer als studie gaan beschouwen. Studie van de natuur ingegeven door mijn liefde daarvoor’, schreef hij in 1987. Het begrip natuur kent veel connotaties, ook in de kunst, daarom is het goed te weten dat het hier niet per se gaat om buiten schilderen en evenmin om het schilderen ‘naar de natuur’, dat wil zeggen naar de zichtbare werkelijkheid. Zijn onderwerpkeuze stoelt onmiskenbaar op de symbolische lading van steen, water, gewaad en voorwerpen die door zijn blik eigenheid krijgen, deel gaan uitmaken van ‘het grote ene’, ‘wezenlijk worden zoals wij zelf zijn.’ Hun betekenis als symbool moet daarentegen niet los komen staan van de studie van de natuur. ‘Het is zaak de juiste verhouding van de vorm en de kleur met de symboliek die hun eigen is, niet te verstoren.’ Zo’n uitspraak is na bijna veertig jaar nog even actueel als toen. Een schilderij is ‘af’ wanneer het gaat spreken en het hem aanspreekt. Schilderen, zegt Hans van Hoek, is een taal.
Misschien kun je zeggen dat hij de natuur beschouwt als het overkoepelende domein van alles wat waarachtig is. Daar valt de aarde onder met alle natuurverschijnselen, de mens, licht, donker, leegte en volheid, kleur, en ook de oudere kunst die hem de natuur beter laat begrijpen. Zijn fascinatie voor kunstenaars als El Greco, Rubens en Cézanne wijst op een sterke voorkeur voor een beweeglijk handschrift dat hijzelf ook werkelijk in de vingers heeft. Het leidt tot composities waarin vorm en kleur sterk met elkaar verweven zijn en kleurpartijen hier en daar heftig botsen. Het lijnenspel van de baders bij Cézanne is niet zomaar een kunsthistorisch citaat maar een verwijzing naar doop, menselijk samenzijn en opgaan in de natuur. Logica moet je uitsluitend zoeken in de onderliggende structuur, dikwijls uitgaande van twee verticalen en twee horizontalen die samen vanzelf een middelpunt creëren. Helemaal eigen aan dit werk is het boetseren met licht dat in staat blijkt tegelijkertijd te openbaren en te verbergen.
Na de eerste gedachtewisseling over een expositie in de Bergkerk schreef Hans van Hoek: ’Ik zie het voor me: een helemaal lege kerk met mijn werken aan de muur… Een ervaring van fysieke en geestelijke ruimte.’ Juist die laatste omschrijving zette hem later op een ander spoor. Zoals hij zijn bewerkte lijsten niet als een afsluiting ziet, maar als een voortzetting van het beeld in de ruimte rondom, zo wil hij de muren nu eens niet zien als drager van zijn werk. De schilderijen komen vrij in de ruimte te staan zodat ze zich kunnen richten naar het overvloedig binnenstromende daglicht en de kijker uitnodigen ze als onderdeel van de fysieke en geestelijke ruimte te ondergaan. De plaatsing is dan niet afhankelijk van welke wandvlakken toevallig de hoogte en breedte hebben die nodig is voor deze grote formaten. De kerk als geheel is zeker groot genoeg. Op twee tafels komen sculpturen van gebakken klei met het watervalmotief erin gekerfd. Zeventien recente schilderijen zullen er een plaats vinden, in harmonie met het strenge grondplan, de sobere gotische opbouw en de natuur die hier, als natuursteen, baksteen, kalk, glas, licht en leegte, in alles aanwezig is.