Naakt met zwarte kousen

Tentoonstelling: De naakte waarheid, t/m 16 juni 2019 in Rijksmuseum Twenthe, Enschede.

Jacob Jordaens, Nimfen knippen de baard van Pan af, ca. 1640, collectie Mauritshuis

Hoe groot de attentiewaarde van het woord ‘naakt’ is, werd mij maar weer eens duidelijk toen ik het museum in Enschede verliet. In een bedrukte stemming, mag ik wel zeggen. De titel van de expositie had mijn aandacht getrokken, maar achteraf moest ik bekennen dat ik me teveel had laten leiden door het veelbelovende ‘naakt’ en te weinig had gelet op wat er volgde: waarheid. Zelfs het sombere uiterlijk van de catalogus, met eindeloos veel tekst van maar liefst zes auteurs, had geen argwaan gewekt. Het motto voorin: ‘Stuifzand dit leven, vliegend schuim’, naar een gedicht van Anton Ent, ik heb het laten passeren.

De catalogus had ik eerder in bezit dan dat ik de tentoonstelling had gezien. Jawel, mij is wel de zware toonzetting opgevallen van de inleiding van Arnoud Odding. Hij wil graag met zijn lezers delen dat hij zich zes jaar geleden realiseerde dat ‘de periode van de verlichting’ (hij bedoelt de achttiende eeuw) ‘deel uitmaakt van een verandering die is begonnen in de late middeleeuwen en die eigenlijk nog altijd voortduurt.’  Ik heb er mijn schouders over opgehaald. Alle geschiedenis is verandering, zo is het nu eenmaal. Odding schrijft ook dat alle tentoonstellingen van de laatste jaren in zijn museum ‘vingeroefeningen’ zijn geweest ‘voor een ambitieuze presentatie waarin die hele periode van de westerse geschiedenis aan de hand van de ontwikkeling van de kunst wordt toegelicht.’

Achteraf gezien had ik hier een kanttekening bij moeten plaatsen. De kunst als toelichting bij de geschiedenis, wat kan ik daarvan verwachten? Zijn er geen documenten en artefacten te bedenken die dat beter kunnen? Of geschriften, geschiedenisboeken bijvoorbeeld? In elk kunstwerk klinkt de geschiedenis door, maar die valt uiteen in meerdere werkelijkheden: voorstelling, materiaalgebruik, stijlkenmerken, culturele omgeving, noem maar op. Al die factoren samen maken het moeilijk het kunstwerk als illustratie van de geschiedenis in te zetten. Wat is trouwens ‘de geschiedenis’? En, andere vraag, hoe kom ik eigenlijk in dit mijnenveld terecht na alleen maar de wegwijzer ‘de naakte waarheid’ te hebben gevolgd?

Die titel blijkt dus een dwaalspoor. Hij leidt niet naar een of andere vorm van waarheid, wel naar allerlei vormen van naakt, maar die feiten worden hier niet bloot gepresenteerd. Ikzelf krijg bij het woord naakt in relatie tot kunst al gauw associaties met vrijheid, tolerantie, ruimdenkendheid, belangstelling voor het lichaam dat we tijdens ons aardse bestaan meezeulen. Dat blijkt een persoons- of cultuurgebonden verschijnsel. Een ander krijgt er denkbeelden bij over kwelling, straf, foltering, te kijk zetten, snijden, parodiëren en verminken. Zo iemand is Arnoud Odding, die vervolgens nog een alibi nodig heeft om er in een expositie aandacht aan te schenken. Wie hem aanvalt op zijn schaamteloze belangstelling voor de ongeklede mens, kan hij antwoorden dat dat bloot niet het werkelijke onderwerp is. Dit gaat over de geschiedenis, en daarbinnen in het bijzonder over ‘de uitvinding van het sceptische individu’ dat ‘vraagtekens durft te plaatsen bij hetgeen boven hem is geplaatst, of dat nu God of koning is’. Nogmaals, wat heeft dit allemaal met naakt in de kunst te maken? ‘Naakt als metafoor voor de ontwikkeling die de westerse ‘beschaving’ heeft doorgemaakt. Naakt komen wij nieuwe waarheden onder ogen.’     

Ik heb het niet zo op verhalen over de geschiedenis en nieuwe waarheden. Het is mij een te grote greep in de grabbelton van mogelijke onderwerpen en dat gaat altijd ten koste van de aandacht voor het individu en het enkele kunstwerk. In dit geval kan ik ook de gedachte niet van me afzetten dat dat grote verhaal enkel dient om een schuld te vereffenen. Ergens op de achtergrond kijkt er iemand mee die de samenstellers het idee heeft ingeprent dat hij of zij boven hen gesteld is. Die calvinistische gedachte laat zich moeilijk verenigen met het sceptische individu. Scepsis spreekt er zeker uit de tentoonstelling, maar dan ten aanzien van het beeld als realistische voorstelling en als uiting van de vrije geest.

Wat je zou willen leren blijft onderbelicht of wordt verkeerd uitgelegd. Als je over het doek van Jordaens, Nimfen knippen de baard van Pan af, zegt dat kunstenaars de verhalen uit de klassieke mythologie nodig hadden om de geïdealiseerde vormen van het menselijk lichaam te kunnen uitbeelden, verdraai je de kunstgeschiedenis en vraag je je bezoekers eigenlijk ook om hun ogen te sluiten. Een kind ziet dat de naakten op dit schilderij niet geïdealiseerd zijn. Het is juist de neiging van Vlaamse, Hollandse en Duitse schilders om naakten naar de werkelijkheid te tekenen, die hen een plaats in het kunstdebat heeft bezorgd.

Schoonheid en de discussie daarover is het grote taboe dat als een schaduw over De naakte waarheid hangt. Alle twintigste-eeuwse werken, en in het bijzonder de hedendaagse beelden, tonen verknipte, versneden, gemaltraiteerde of gemanipuleerde lichamen. Het is aan de kijker daar een waarheid uit te destilleren. Helemaal vrij wil het museum ons daarin niet laten, want wij moeten beseffen wat onze plaats in ‘de geschiedenis’ is. We hadden dus de late middeleeuwen, de renaissance, de verlichting en de negentiende eeuw waarin Nietzsche god dood verklaarde. Daarna kwam onze tijd, en dat is een periode van crisis. Nu we toch grote woorden gebruiken, moet de dominee hebben gedacht, kan dit er ook nog wel bij. Wij weten niet meer wat ons mensbeeld is en al helemaal niet wat het mensbeeld van de toekomst zal zijn. Kan zijn. Maar de gedachte dat ‘we’ een crisistijd doormaken, is zo oud als het besef van geschiedenis zelf. De negentiende-eeuwer zou het ook gezegd hebben, en die had met Félicien Rops zijn eigen godslasterlijke Andres Serrano (maar wel vakkundiger en venijniger). Prik een datum in de geschiedenis, zoek naar sporen van twijfel en onzekerheid en je hebt je bouwpakket voor een crisis.

Er bestaan trouwens mensen die wel degelijk een mensbeeld hebben. Een beeld van de mens van vroeger, van nu, misschien zelfs van de toekomst. Hoe ze daaraan komen? Door te kijken naar zichzelf en hun medemens. Mag dat zomaar? Ja hoor, dat mag.     

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *