Nix aan de handa

Tentoonstelling: Maria, t/m 20 augustus 2017 in Museum Catharijneconvent, Utrecht.

Maria-icoon van Vladimir, 12e eeuw

Wat weet de bezoeker van de tentoonstelling Maria na afloop over Maria? Dat het christendom niet de enige religie is die een moedergodin kent, al mag ze officieel niet zo heten. Dat er, eeuwen nadat zij was overleden, een levensverhaal om haar personage is geconstrueerd dat haar een rol en symboliek moest geven in de stamboom van Jezus. En dat zij in de loop der eeuwen steeds meer zelfstandig voorwerp van verering is geworden, culminerend in een golf van verschijningen in de negentiende en twintigste eeuw, met bedevaartplaatsen als Lourdes en Fatima tot gevolg.

Wat mij het meest bijblijft van de expositie is het afnemend gehalte van de kunstzinnige verbeelding. Er zijn iconen die in hun schijnbare starheid een diep geloof uitdrukken. Ik heb de indruk dat dat komt doordat de schematische uitbeelding en de gouden achtergrond het paneeltje zelf tot vereringsobject maken, zonder nieuwsgierigheid op te roepen omtrent het realiteitsgehalte van de voorstelling. Vanaf de veertiende eeuw stijgt in de westerse kunst juist dat realiteitsgehalte tot grote hoogte: Maria wordt een vrouw van vlees en bloed, aan wier lichaam zich wonderen voltrekken zoals de onbevlekte ontvangenis maar die daarom ook door haar verloofde aan de kant gezet dreigt te worden wegens een vermoeden van overspel. De geboorte van Jezus gaat dan wel weer volgens de biologieboekjes, waarna de vlucht naar Egypte volgt, het terugvinden van het vroegwijze Jezuskind in de tempel, en veel later zijn lijdensweg, sterven aan het kruis, de kruisafname en zijn opstanding uit het graf, scènes waarin Maria weer prominent optreedt.

In veel van deze verhalen is Jezus de hoofdpersoon en behoort Maria, met de apostelen en Maria Magdalena, tot de entourage. De tentoonstelling kan in deze gevallen niet beter doen dan op zoek gaan naar kunstwerken waarin zij een bijzondere rol speelt, zoals de annunciatie, de geboorte en de piëta, en zij op buitengewone wijze in beeld is gebracht. Over een zelfstandige Maria-verering leert de bezoeker niet veel tot in de negentiende eeuw. Wel mag hij zich verbazen over een manshoog houten beeld van Elisabeth Stienstra, geplaatst tussen de oude kunst, van een jonge naakte vrouw die haar heupen en geslachtsdeel naar voren duwt. Het tekstboekje wil dat dit een moderne uitbeelding is van een laatmiddeleeuws gebruik om boven kerkdeuren een afbeelding van het vrouwelijk geslachtsdeel te hangen als bezwering. Zo rijk als de thematiek is gedocumenteerd, ontbreekt net op dit punt iedere snipper bewijs in de vorm van een prentje, een boekillustratie of een stukje tekst uit de tijd zelf.

De knipoog naar de moderne kunst moet bij dit soort onderwerpen die millennia omspannen dikwijls zorgen voor het schokeffect, de actuele invalshoek en de ruimere maatschappelijke context. De kunstenaar van nu is maar al te graag bereid terug te knipogen. De Roosen-krans van Maria Roosen is misschien een ode aan haar eigen moeder en zichzelf, maar heeft met Maria niets te maken. De Hindeloper schildering van Gijs Frieling is decoratie zonder inhoud, het beeld van Hans van Houwelingen is namaak en de met dekens bedekte figuur tussen gekruiste latten van Fransje Killaars kan overal over gaan. Het zijn allemaal vormstudies zonder geloof in het motief zelf. Het merkwaardige is dat de historische lijn in de expositie juist wijst op een grotere populariteit van Maria, wat tot uiting komt in een zaal over bedevaarten en processies en nog een over Maria in de moderne beeldcultuur zoals stripverhalen en fantasy.

Ik denk niet dat het een taak is van het Catharijneconvent om het geloof te bevorderen of te behouden, maar hier gebeurt het omgekeerde. Van Maria blijft in de hedendaagse kunst niet meer over dan een schim, een lege huls die ongeloof verbeeldt. Dat heeft zijn weerslag op de ambitie van de kunstenaars zelf waaruit geen vertrouwen spreekt in de kracht van de verbeelding.

Misschien is dat het eindstation in een ontwikkeling die al in de negentiende eeuw inzette. De ooit zo krachtige, beproefde en wijze Maria keert op belerende prenten en in gipsen beelden terug als een devote, seksloze pop. In die gedaante wordt zij vereerd op bedevaartplaatsen en in de Hollandse huiskamer onder een glazen stolp geplaatst. Het is jammer dat de samenstellers niet op zoek zijn gegaan naar uitingen waarin de Mariacultus, die natuurlijk nog wel bestaat, op een authentieke manier wordt verbeeld. In de volkskunst, bij outsiders, bij striptekenaars (misschien de eigentijdse voortzetting van de verhalende kunst uit vroeger eeuwen), bij kunstenaars die zelf gelovig zijn en zoeken naar een persoonlijke verbeelding daarvan. The Greeting van Bill Viola is het enige werk in de tentoonstelling met deze ambitie. Naast de gedichten en uitspraken van Gerard Reve dan. Zonder die twee bijdragen was het een tentoonstelling geworden over de teloorgang van een godsmoeder of moedergod van wie men juist de lof had willen zingen.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *