Tentoonstelling: Women’s Work. Crafting Stories, Subvertive Narratives, t/m 30 april 2017 in South African National Gallery, Kaapstad.
Vanuit een verwachtingspatroon dat bij museumbezoek nog maar zelden op de proef gesteld wordt, nam ik me voor aan de uitgang van de South African National Gallery de catalogus te kopen van de expositie Women’s Work die ik met buitengewone interesse had bekeken. Alles fotograferen en de namen van de deelnemers noteren was een hele klus en waarschijnlijk niet nodig, want een overzichtelijke publicatie zou daarin voorzien. Die catalogus bleek niet te bestaan. Er worden in dit museum zelfs helemaal geen catalogi verkocht. Dat de website www.iziko.org.za/museums/exhibitions/south-african-national-gallery deze omissie goed zou maken bleek ook al ijdele hoop, want daar wordt de hele expositie niet vermeld. Er is ontwikkelingswerk te doen daar, niet omdat ze er geen goede tentoonstellingen kunnen maken maar juist omdat ze dat wel kunnen. Welke mecenas schenkt dit museum jaarlijks een ton om zich beter te kunnen presenteren en vast te leggen wat er aan waardevols passeert? Of, andere mogelijkheid, welke instituten in andere delen van de wereld gaan een samenwerking aan met de National Gallery zodat zij over een catalogus beschikken en wij de kunst hier kunnen zien?
Ter zake. Women’s work haakt in op twee modieuze tendensen in de hedendaagse kunst: die van het ambacht en van het omverwerpen van, nou ja, van iets in de maatschappij of de maatschappij als geheel, dat wordt mij nooit helemaal duidelijk. Geen van beide raakt de kern van waar het de kunstenaars om gaat. Het werken met textiele technieken is de rode draad (het onderwerp is besmettelijk), maar de beeldende mogelijkheden en de associaties die ermee worden gelegd gaan oneindig veel verder dan knap vakwerk of een verrassende materiaaltoepassing. Als je bedenkt dat er in de expositie verhalende doeken zitten, helemaal volkskunst en traditie maar met een verhaal van nu erin verbeeld, naast een zeventiende-eeuwse Vlaamse gobelin, dan ontvouwt zich voor je ogen een rijk speelveld. De kunstenaars van nu kunnen er uitstekend mee uit de voeten. Igshaan Adams weeft met moderne vezels op groot formaat soera’s uit de Koran tot prachtige doeken. Zyma Amien verwijst naar het gedwongen werk van zwarte vrouwen in naaiateliers in haar installaties met naaimachines en kleding waarin ze met spelden ‘pricks of consciousness’ heeft uitgedeeld.
Siwa Mgoboza (afbeelding hieronder bij bericht van 13 maart 2017) werd geboren in Zuid-Afrika maar groeide er niet op. Bij terugkomst bleek het van de apartheid bevrijde land niet het Arcadia te zijn waarop hij had gehoopt en sindsdien maakt hij veelkleurige wandkleden op het snijvlak van traditie en moderniteit waarin, al is het maar tijdelijk, de gedachte aan vooroordelen en wantrouwen is opgeheven. Hij gebruikt graag Ishweshwe, een indigo geverfde katoen, oorspronkelijk door Hollanders en Indiërs naar het land gebracht maar nu beschouwd als een inheemse textielsoort die veel in kleding wordt toegepast. De naam, ook wel gespeld als shoeshoe, is afgeleid van het geluid dat de stof maakt bij het lopen. Mgoboza droomt van een wereld waarin het absolute vloeibaar wordt en open voor debat, en gelukkig laat hij het niet bij dromen.
Tamlin Blake raakte gefascineerd door de permanente ruis van doorvertelde nieuwtjes en geruchten in de kleine gemeenschap waarin zij woont, en nam de verzameling oude kranten in haar huis als beeld voor wat zij ‘het afval van ons leven’ noemt. Zij heeft een methode ontwikkeld om het papier te kleuren en tot draden te spinnen waarmee zij vervolgens figuratieve voorstellingen weeft, waarin zij speelt met beeldcodes, vooroordelen over de verleidelijkheid van vrouwen en hun neiging tot ‘vrouwenwerk’: weven, kantklossen, versieren, de tijd nuttig en aangenaam besteden (en roddelen?). Die knipoog naar onschuldig naaldwerk zit in veel textiele kunst, maar deze expositie laat nu eens zien waar het zoeken naar nieuwe technieken en de aansluiting bij het oude handwerk toe kan leiden. De kracht van zulk werk schuilt in het samengaan van techniek en thematiek en vooral in de dwingende schoonheid. Het is het zoeken naar schoonheid dat mij doet twijfelen aan het opgelegde pandoer van subversieve bedoelingen dat de tentoonstellingsmakers eraan toevoegen. Ik vermoed dat er in Zuid-Afrika geen kunst wordt gemaakt die niet politiek is, om de simpele reden dat ieder individu er een beladen positie inneemt. Je bent er onwillekeurig deel en product van de geschiedenis. Maar de fundamentele omwenteling heeft er al plaatsgevonden. De afschaffing van de apartheid en het verzoeningsproces dat daarna op gang is gekomen, is een gebeurtenis van veel groter belang dan wat een enkele kunstenaar er nu nog over zou kunnen zeggen. Wat zij laten zien is dat vrijheid en verbeelding hun werk kunnen doen. Dat is en blijft nodig. Dat het zulke mooie dingen oplevert waarin steeds nieuwe aspecten van het grote conflict worden belicht, is enorm hoopgevend.
Hello! Thank you for the lovely write up!