Wat bezielt de mensen die geen vrouwelijk naakt aan de wanden van het museum tolereren? Ik heb me er eerst niet mee bezig willen houden in de hoop dat domheid die spontaan de kop opsteekt ook vanzelf weer verstomt. Die hoop blijkt vergeefs. Sandra Smallenburg heeft deze week de discussie bondig en genuanceerd samengevat in de NRC (14 maart). Intussen zijn de Gorilla Girls geland in het Stedelijk, niet om er te discussiëren maar om de ophef gaande te houden. Blaming en shaming, daar komt hun tactiek op neer. Maar schuld en schaamte zijn alleen werkzaam waar de aangevallenen ook werkelijk ergens schuldig aan zijn én redenen hebben zich te schamen, hetzij vanwege een vergrijp, hetzij vanwege de aantasting van hun goede naam. Wie met modder wordt besmeurd blijft allicht met vlekken op zijn pak rondlopen en dat valt op.
De kwestie is niet van vandaag of gisteren. Al in 1972 publiceerde John Berger het boekje Ways of Seeing, waarin hij wilde aantonen hoe onze omgang met beelden – dus ook met kunst – altijd de wens weerspiegelt de bestaande kapitalistische orde te handhaven. Onderdeel van die orde is de machtfantasie van de man en de volgens Berger daarbij horende onderworpenheid van de vrouw. Hij besteedde een ‘beeldessay’, dat is een opeenvolging van foto’s zonder begeleidende tekst, aan het verleidelijke naakt in kunst, reclame en soft-porno en liet er een geïllustreerd betoog op volgen. Uit zijn woorden was op te maken dat hij er een opmerkelijk star beeld op na hield van wat vrouwen en mannen nu eenmaal willen. ‘Men look at women. Women watch themselves being looked at.’ Met andere woorden: mannen kunnen het kijken niet laten, en hun blik kan niet anders dan bevestigen dat zij willen bezitten. De schilder wilde niets liever dan het model dat naakt voor hem lag bezitten en hij legde in haar pose en gezichtsuitdrukking de boodschap ‘neem mij’, zeer tot genoegen van zijn opdrachtgever en van elke man die de voorstelling later te zien of zelfs in handen zou krijgen.
Berger was een van de eersten die klassieke kunst vergeleek met de verleidingsstrategieën van de reclame. Hij plaatste het bovenlijf van een odalisk van Ingres naast dat van een model uit wat destijds een girlie magazine heette en stelde de retorische vraag:’Is not the expression remarkably similar in each case? It is the expression of a woman responding with calculated charm to the man whom she imagines looking at her – although she doesn’t know him.’ Hij ging ervan uit dat zijn analyse volstond om de man als voyeur te ontmaskeren. Hij vroeg zich niet meer af hoe de overeenkomst tussen het beroemde schilderij en een willekeurige prikkelende foto te verklaren was. Dat twee afbeeldingen op elkaar lijken maakt ze niet gelijk: het zou immers kunnen dat de fotograaf met opzet gebruik heeft gemaakt van een beeldcode die juist door de schilderkunst bekend is geworden.
Hoe dit zij, Berger en in zijn voetspoor de recente anti-naaktactivisten maken een fundamentele fout bij het beoordelen van een schilderij. In termen van semiotiek, dat is de leer van tekens en betekenis, verwarren zij betekenaar en betekende. In gewonemensentaal: zij zien een afbeelding van een mens (het min of meer realistische plaatje in verf of pixels) aan voor een werkelijk bestaande mens. Zij zien een geschilderd naakt en vragen zich af: wat is die arme vrouw overkomen dat zij door een man is gedwongen haar kleren uit te trekken en net te doen alsof zij hem, of de latere kijker naar het schilderij die zij niet kent, aardig vindt? Zij beseffen niet dat het weinig zin heeft ‘haar’ allerlei ervaringen en gemoedstoestanden toe te schrijven. Zij is een product van de verbeelding van de schilder waar de kijker dikwijls nog eigen fantasieën op los laat zonder goed te hebben gekeken. Over de gezichtsexpressie van Ingres’ odalisk en Bergers ‘girlie’ kunnen we lang dromen – dat is precies waarop de makers gehoopt hebben – maar waarschijnlijk heeft Ingres een figuur geïdealiseerd of samengesteld uit meerdere modellen die hij kende en heeft ‘girlie’ zich nooit bezig gehouden met de kopers van het blaadje waar haar foto’s in zouden belanden.
Deze interpretatieruimte heeft Berger benut om er zijn beeld op te projecteren van ‘de vrouw’. In zijn visie is zij ondergeschikt en onzelfstandig en reikt haar ambitie niet verder dan te voldoen aan wat de mannelijke blik van haar verlangt. Zij verkoopt het beeld van vrouwelijkheid dat mannen zich wensen, dat deed ze al in de tijd van Rafael en Rembrandt en in 1972 was daar niets aan veranderd. Dat zij zich in al die eeuwen niet aan die positie heeft ontworsteld moet dan het bewijs zijn van de macht die mannen over haar uitoefenen. Als je zo redeneert stel je alle afbeeldingen waarop schaars geklede vrouwen voorkomen op een lijn en stempel je alle makers tot perverse types – wat ook geen hoogstaand mannenbeeld oplevert. Dan zit je al snel bij de puriteinse opvatting ‘dat zo’n man ook wel mooie bloemen kan schilderen als de schoonheid van de natuur hem zo aan het hart gaat.’ Maar de mens bezit een ander soort schoonheid, zowel lichamelijk als qua psychologie. De historiën die in de academische schilderkunst werden uitgebeeld tekenen die natuur in alle tinten. De schilder volgde de schrijver, kennelijk met zoveel overtuigingskracht dat zijn schilderijen nu uit het zicht moeten verdwijnen. Niemand vraagt om een verbod van Ovidius of het Oude Testament.
Wie nog een klein beetje geeft om nuances zal snel inzien dat er veel redenen zijn (geweest) om personages naakt te tekenen, te schilderen of te fotograferen. Goede redenen, onverdachte redenen en ook een aantal waarvan je kunt zeggen: is dit nu meer dan de uitdrukking van mannelijk verlangen? Zelfs daarvan zou ik zeggen dat ze gezien mogen worden, evengoed als de afbeeldingen waarop vrouwen hun verleidingskunsten tonen zonder daartoe gedwongen te zijn. Er zijn nu eenmaal mannen die verlangen en vrouwen die verleiden (het omgekeerde schijnt ook voor te komen), en wat is erop tegen dat zij die droom uitbeelden? De populariteit van zulke voorstellingen bewijst dat hun fantasie door velen wordt gedeeld. Als je de lijn wil doortrekken naar de reclame: de verkoop van bikini’s en bodylotions toont nog voortdurend de onweerstaanbare aantrekkingskracht van de fotografie, zelfs al weten we dat het voorgespiegelde beeld nep is en de motieven om een vrouw naar zichzelf te laten kijken terwijl zij zich voorstelt dat een man naar haar kijkt, ordinair commercieel.
Kunst bedriegt en de kijker wil bedrogen worden. Als je dat mechanisme wil uitschakelen is het niet voldoende om een paar schilderijen uit het museum te verwijderen. Dan zal blijken dat alle makers daders zijn en alle consumenten slachtoffers. Merkwaardig wereldbeeld.